Het perswezen in Indonesië onder Nederlands gezag |
auteur: drs. J. (John) Anten, Wassenaar |
|||
![]() Au Courant |
![]() Au Courant |
![]() Au Courant |
![]() Au Courant |
![]() Au Courant |
Hieronder staat de web-versie (bewerkt door Paul Klein) van een artikel, dat eerder is gepubliceerd in vijf afleveringen (samen 29 pagina's) van Au Courant; hierboven de vijf nummers van Au Courant, waarin het oorspronkelijke artikel is gepubliceerd.
I. Begin in BataviaHet perswezen op Java ontstond reeds bij de aanvang van onze bemoeienis met Nederlands Oost-Indië. In 1615 gelastte Jan Pietersz. Coen namelijk dat met de hand geschreven nieuwstijdingen in Indië moesten verschijnen en naar het vaderlandse voorbeeld van de 'Courante Nouvelles'. In 1644 droeg dit geschreven nieuwsblad in Indië de naam 'Mémorie des nouvelles'. Het eerste gedrukte nieuwsblad, en tevens het oudste drukwerk in Indië, verscheen op last van de regering in Batavia in het jaar 1668. Het eerste Indische nieuwsblad stond als regeringsorgaan uiteraard onder regeringscensuur, volkomen in overeenstemming met het karakter van de Vereenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), dat berustte op alleenhandel en geheimhouding. In 1685 kocht de VOC in Holland een drukpers en letters en deze drukkerij werd overgebracht in het kasteel te Batavia, alwaar op 14 maart 1688 het eerste gedrukte nieuwsblad in Nederlands-Indië werd uitgegeven. In dit eerste nummer waren, uiteraard na gecensureerd te zijn, alle bepalingen opgenomen van het net gesloten vredesverdrag met Makassar. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In ditzelfde jaar ging deze krant over in particuliere handen en werd eigendom van de boekverkopers H. Brants en J. Bruyning, die een octrooi verkregen als stads- en compagniesdrukker en zich 'boekdrukker der edele compagnie' noemden. Het krantje verstrekte Indisch nieuws en nieuws uit Europa. Het doel van de uitgave was uitsluitend commercieel; het leveren van kritiek op het regeringsbeleid was ten strengste verboden. Behalve het leveren van drukwerk voor de regering mochten zij ook voor particulier gebruik drukken, doch dit beperkte zich tot kalenders, vendu-aankondigingen, uitnodigingskaarten voor festiviteiten en dergelijke. In het jaar 1718 richtte de regering een eigen drukkerij op, 'De Compagniesdrukkerij' geheten; voor de particuliere drukker bleef daardoor weinig werk over. Pas een halve eeuw later, en wel op 7 augustus 1744, verscheen de eerste echte krant de 'Bataviase nouvelles'. De vendu-advertenties vormden de hoofdinhoud en waren tevens de hoofdbron van de inkomsten. Alhoewel dus de middelen voor de uitgave van een dergelijke krant reeds lang voor 1744 in Batavia aanwezig waren, zorgde het systeem van geheimhouding van de VOC – die ervan uitgang dat vrijwel alle publiciteit als gevaarlijk voor het monopolie moest worden beschouwd – ervoor dat de ingezetenen in Indië niet de moed hadden bij de regering de oprichting van een echte nieuwskrant te bepleiten. Pas in 1744 onder het bestuur van de 'liberale' gouverneur-generaal G.W. Baron van Imhoff verzocht de onderkoopman en klerk van de generale secretarie, Jan Erdman Jordens, om vergunning tot uitgave van een krant. Die vergunning werd ook verleend, zij het onder het motto van 'proeve tot uitgave'. Deze krant – 'Bataviase nouvelles' [klik op afbeelding rechts voor een vergroting] – had een redelijk succes en dientengevolge verzocht Jordens zijn werk te mogen voortzetten. Hem werd een octrooi verleend voor drie jaar tot het drukken en uitgeven van een krant met als titel 'Bataviase nouvelles en politique raisonnementen'. |
![]() |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Baron Van Imhoff en zijn adviseurs hadden bij het verlenen van deze vergunning gerekend op de medewerking van de VOC. Maar nauwelijks hadden zij de 'Heeren XVIIen' over de verschijning van deze krant ingelicht, of deze laatsten deelden bij missive van 20 november 1744 het volgende mee: “dewijl men van het drukken en uitgeven van de couranten te Batavia, 't geen nu sedert kort is gepractiseerd, al nadeelige gevolgen hier te lande heeft bespeurd, zo zal UEd, aanstonds na de ontvangst dezer het drukken en uitgeven van die courant verbieden”. Waaruit de nadelige gevolgen in Nederland voor de VOC door de uitgave van een krant in Batavia zouden kunnen bestaan, werd niet aangegeven. Aan het nadrukkelijk bevel van de 'Heeren XVIIen' werd in Indië onvoorwaardelijk voldaan en werd de uitgifte van deze krant op 20 juli 1745 gestaakt, dit in weerwil van het verleende driejarig octrooi. Niet eerder dan in 1776 kreeg 'Dominicus' van het gouvernement opnieuw een licensie tot het uitgeven van een krant, getiteld 'Het Vendunieuws' en evenals zijn voorganger vormden de vendu-advertenties de hoofdmoot voor zowel de inhoud als de inkomsten. Door de aankoop van de Staatsdrukkerij in 1809, waarbij inbegrepen het 'Vendunieuws', kreeg de regering niet alleen de berichtgeving opnieuw in handen, doch tevens de alleenheerschappij over de inhoud van de vendu-advertenties. In dit jaar verscheen er onder Daendels een reglement op de landsdrukkerij en waarvan vijftien artikelen gewijd waren aan het 'Vendunieuws', welk blad dan ook in ditzelfde jaar onder deze last bezweek. In 1809 werd door Daendels de 'Bataviasche Koloniale Courant' gesticht en welk blad tot 1811 heeft bestaan. De taakstelling van de redacteur van deze krant beperkte zich tot het 'observeren van alle inkomende advertenties'. Als compensatie op deze inbreuk van de journalistieke gebruiken werd het de redacteur toegestaan om de advertenties 'in spelling, als ook in stijl' te verbeteren. Daendels was terecht trots op zijn schepping, omdat het niet eenvoudig was om met de eenvoudige hulpmiddelen en het weinig geschoold personeel een krant te vervaardigen en uit te geven. Het getuigde daarbij van moed om in weerwil van het toezicht uit Holland en temidden van honderdduizenden niet altijd welgezinde Indonesiërs, een eigen mening ten beste te geven bestemd voor een kleine Hollandsche maatschappij. De moeilijkheden bij de nieuwsvoorziening waren verder bijzonder groot; zo ontving de redacteur prof. Ross eens een stapel kranten uit Nederland, waarvan de oudste twee jaar en de jongste zes maanden oud was. Onder het Engelse bewind over Nederlands-Indië (1812–1816) werd deze krant vervangen door de 'Java Gouvernement Gazette', van welke krant 234 nummers zijn verschenen. Ook deze krant bevatte nimmer een hoofdartikel, doch wel vele ingezonden stukken en bracht nieuws dat reeds zo'n half jaar oud was. In 1816, toen Nederland weer de supervisie had verkregen over Indië, verdween deze krant weer. Onder het herstelde Nederlandse gezag werd in 1817 de 'Bataviasche Courant' opgericht, die één keer per week verscheen. Deze krant bleef jaren lang het enige epistel dat in Batavia verscheen; hoofdartikelen kwamen er nog steeds niet in voor, evenmin Bataviaas nieuws en kritiek op de regering was uiteraard geheel uitgesloten. De redacteuren bedienden zich uitsluitend van schaar en lijmpot, mede waardoor het blad hoe langer hoe meer ongenietbaar werd. In 1828 werd de naam gewijzigd in 'Javasche Courant', welke naam sindsdien ongewijzigd is gebleven. De 'Javasche Courant' is dus het oudste, tot het eind van het Nederlands gezag, uitgegeven nieuwsblad. In dit blad werden nagenoeg uitsluitend knipsels en bijdragen van lezers opgenomen. Halverwege de negentiende eeuw was deze krant uitsluitend het officiële orgaan van de regering. Vermeldenswaard is dat op 1 januari 1845 op de frontpagina een gedicht van Douwes Dekker – de eerste pennevrucht van Multatuli – was afgedrukt. In 1827 kwam voor het eerst het 'Bataviaasch Advertentieblad' uit, dat slechts korte tijd heeft bestaan; hetzelfde lot was beschoren voor het in 1829 opgerichte 'Nederlandsch Indisch Handelsblad' (opgeheven in 1833). Tot nu toe valt de Indische persgeschiedenis samen met die van Batavia. Aaangezien steeds meer Nederlanders in Indië activiteiten begonnen te ontplooien, ontstond er zowel in als buiten Batavia meer vraag naar couranten. Het staatsmonopolie raakte achterhaald, maar de overheid had een nieuw machtsmiddel in petto: het drukpersreglement.
Wettelijke voorschriften met betrekking tot het toezicht op de drukpers in Nederlands-Indië werden voor het eerst geregeld in artikel 110 regeringsreglement. Tevoren bestond nauwelijks behoefte aan regels, omdat een scherpe controle zonder regels gemakkelijk kon worden uitgevoerd. Zelden werden van buitenaf 'nieuws' in Nederlands-Indië binnengebracht dat naar de mening van het bestuur gevaar kon opleveren voor de handhaving van orde en rust. Wat de drukpers betreft, deze stond geheel en al onder invloed van de regering, die nog in 1847 te kennen gaf dat het in Nederlands-Indië niet aan eenieder was geoorloofd om zonder meer gedachten en gevoelens schriftelijk tot uiting te brengen. Gezien de schaarste aan drukpersen in Indië kon een streng toezicht gemakkelijk worden uitgeoefend, zodat niets gepubliceerd kon worden wat de regering onaangenaam kon treffen. In het midden van de negentiende eeuw ontwikkelde zich ook het intellectuele leven in Nederlands-Indië en begon er vraag te ontstaan naar periodieken, zoals dagbladen, die naast de mededelingen en advertenties, ook 'waarlijk nieuws' publiceren. Tegen de bestaande censuur trokken de liberalen in Nederland fel van leer, doch dit verzet bracht de conservatieven ertoe om nog krachtiger op te treden. De strijd eindigde in 1856 met het afkondigen van het 'Drukpersreglement' . Alhoewel er in dit reglement niet direct sprake was van censuur, werd wel getracht door middel van preventieve en repressieve middelen allerlei 'uitspattingen' van het perswezen te voorkomen. Bepaald werd ondermeer dat “eenieder verantwoordelijk is voor wat hij schrijft, drukt, uitgeeft, verkoopt of verspreidt; de aanwijzing van den drukker ontslaat echter den verkoper, den uitgever en den verspreider, en die van den schrijver den drukker, in beide gevallen met het voorbehoud, dat drukker of schrijver in Nederlands-Indië justiabel is”. Elk drukwerk moest voorzien zijn van de naam en de woonplaats van de drukker en de uitgever. Van alles wat in Nederlands-Indië gedrukt werd, moest de drukker of uitgever, vóór de uitgifte, door hem ondertekende exemplaren sturen naar het hoofd van het plaatselijk bestuur, de officier van justitie en de algemene secretaris. [Op dit punt wordt het oorspronkelijke artikel in Au Courant jaargang 10 nummer 3 (oktober 1995) vervolgd in Au Courant jaargang 11 nummer 1 (april 1996).] Voor wat betreft de tijdschriften, dag- en weekbladen werd bepaald dat op elk nummer de naam en woonplaats van de drukker moest worden vermeld, evenwel met uitzondering van de in Nederland gedrukte tijdschriften. Voorts moest een exemplaar twee uren voor de uitgifte afgegeven zijn aan het hoofd van het plaatselijk bestuur en dat, behoudens dispensatie van de gouverneur-generaal, elk artikel dat geen 'bloote' nieuwstijding of aankondiging bevatte, door de schrijver moest zijn ondertekend. De ondertekende beantwoording van persoonlijke aanvallen, gissingen of beoordelingen moesten in principe in het eerstvolgende nummer van het tijdschrift waarin het was verschenen, kosteloos worden opgenomen. Het reglement omvatte ook de strafbaarheid van misdrijven en overtredingen door middel van de drukpers begaan. De straffen strekten zich uit tot gevangenisstraf, boete, beslag en verbeurdverklaring van het betreffende drukwerk. Ofschoon al deze strenge bepalingen scherp werden bekritiseerd door de Staten-Generaal, werd deze wet niettemin toch afgekondigd en die door Thorbecke werd betiteld met 'Gewrocht der duisternis'. Als gevolg van de vrij algemene afkeuring van deze wet kwam bij ordonnantie van 22 juni 1858 een zogenaamde authentieke interpretatie, waarbij de bepalingen van het reglement voor de buiten Nederlands-Indië gedrukte werken enigszins werden verzacht. Niettemin behield de regering genoeg middelen om eventuele 'uitspattingen der pers' tegen te gaan en dit naast haar recht tot uitzetting en internering. Wellicht als gevolg van de strengheid van de bepalingen zijn zij zelden toegepast. Onder andere wel tegen de 'Soerabaja Courant', omdat de uitgever in 1869 had geweigerd het vereiste exemplaar aan de autoriteiten voor goedkeuring toe te sturen. Verder tegen 'Het Indisch Vaderland', dat felle artikelen publiceerde tegen het Drukpersreglement. Talrijker waren de vervolgingen evenwel tegen journalisten en wel op grond van het oude Wetboek van Strafrecht. Voor de ontwikkeling van de drukpers in Nederlands-Indië is het reglement dan ook geen ernstige bedreiging geweest en in de praktijk genoot deze dan ook een grote mate van vrijheid. Het zou evenwel tot 1906 duren voordat de censuurbepalingen uit de Drukperswet werden geschrapt. De preventieve censuur werd opgeheven, maar een repressieve werd in het Wetboek van Strafrecht geregeld door het opnemen van de bepaling dat de uitgever binnen 24 uur na de verschijning van een drukwerk een door hem ondertekend exemplaar aan de autoriteiten moest toesturen. Deze bepaling had echter weinig effect. In 1931 werd een ordonnantie tot beteugeling van de persuitspattingen uitgevaardigd, de 'persbreidel' genoemd, die de gouverneur-generaal de bevoegdheid gaf, na voorafgaande waarschuwingen, de verschijning van een blad te verbieden. Deze ordonnantie werd toegepast op vijf Hollandse en 24 Indonesische dagbladen. Bij Koninklijk Besluit van 21 september 1900 was trouwens bepaald dat de gouverneur-generaal de bevoegdheid had om de invoer van 'gevaarlijk' geachte buitenlandse drukwerken te verbieden. Zoals ook hierna zal blijken bleef, ondanks pogingen tot verzachting, de Indische overheid derhalve beschikken over krachtige machtsmiddelen tegen de pers, ook al bestond die vanaf het midden der negentiende eeuw niet meer uit een soort 'staatscourant' in één plaats. Voordat de ontwikkelingen van de kranten in enkele andere steden aan bod komt, zal eerst met die in Batavia worden verdergegaan.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In Batavia kwam eerst in 1851 het 'Batavisch Advertentieblad' uit en in 1852 werd dat vervangen door de 'Java Bode'. In 1857 kwam het tot de oprichting van het 'Bataviaasch Handelsblad'. Het door W. Bruining opgerichte BAT-advertentieblad mocht het nieuws slechts uitsluitend ontlenen aan aan de 'Nederlandse Staatscourant' en de 'Javasche Courant'. In 1852 ging Bruining een overeenkomst aan met onder meer Van Dorp en dat had tot gevolg dat zijn blad werd opgeheven en werd vervangen door de op 11 augustus 1852 verschijnende 'Java Bode'; Bruining was de drukker van dit blad, Van Dorp de uitgever en W.J. van Haren Norman leverde het papier. Het blad kwam op elke woensdag en zaterdag van de week uit. In het zevende nummer werd vermeld dat er reeds 400 intekenaren waren. Deze krant verschilde in aanleg weinig van de 'Javasche Courant'; de in Indië gevoerde politiek kwam nooit ter sprake, hoofdartikelen waren volkomen onbekend en de inhoud bestond voornamelijk uit breedsprakige ingezonden stukken. Dr. C.W. Wormser vermeldt in zijn boeiende verhandeling, getiteld 'Journalistiek op Java', de volgende in 1852 in de 'Java Bode' verschenen 'primeur'. Het gaat om een ooggetuige-verslag van het bezoek van de gouverneur-generaal aan de eerste spoorweg op Java, waarvoor concessie was aangevraagd door ir. Deeleman. Deze spoorweg bestond uit 'een ijzeren rail, die op houten paaltjes rustte' en over deze rail gleed een karretje op twee wielen achter elkaar. Dit karretje werd in evenwicht gehouden en werd getrokken en geduwd door twee karbouwen of door twaalf Indonesiërs, aan elke kant de helft. Er was plaats voor 54 passagiers, doch de uitvinder was er zeker van dat het vervoermiddel nog groter kon worden gemaakt, omdat de praktijk al had uitgemaakt dat één buffel deze trein heel gemakkelijk kon trekken. Zijne excellentie betuigde zijn hoge tevredenheid over deze uitvinding en heeft waarschijunlijk bij deze eerste proefrit die hij meemaakte, een extra biddag laten houden. |
![]() |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Toen in 1858 Ritter zijn werkzaamheden staakte, voerde Tollens alleen de redactie en werd van Dorp zelf drukker van de krant en enig eigenaar. Bruining stichtte per 2 januari 1858 een eigen blad 'Het Bataviaasch Handelsblad', dat werd geredigeerd door H.J. Lion. Tussen beide kranten ontstond een levendige polemiek. Aangezien Lion de voortdurende neiging had vrijwel elke handeling van het gouvernement sterk te bekritiseren, was aan een veroordeling niet te ontkomen. Hij kreeg een gevangenisstraf van anderhalf jaar opgelegd, waarvan hij evenwel slechts twee maanden uitzat, aangezien hij zo ziek werd, dat hij toestemming kreeg voor herstel naar Nederland te vertrekken. In 1864 keerde hij terug naar Nederlands-Indië, waar hij na korte tijd weer correspondent werd aan het 'Bataviaaasch Handelsblad' om uiteindelijk weer de leiding van dit blad op zich te nemen. 'De Java Bode' verging het minder goed en in 1865 was de situatie zo verslechterd, dat Van Dorp het 'Bataviaasch Handelsblad' suggereerde om een fusie aan te gaan. Lion weigerde dit evenwel, bang als hij was voor het teloorgaan van het liberale karakter van zijn krant. Hij adviseerde de 'Java Bode' om een einde te maken aan de conservatieve gedachtenvorming. Van Dorp honoreerde dit advies met de benoeming in 1866 van J. van Gennep, een overtuigd liberaal, tot redacteur en onder zijn leiding kwam het inderdaad tot een belangrijke verbetering. In 1866 werd Batavia een derde nieuwsblad rijk en wel het 'Bataviaasch Handelsblad', dat werd uitgegeven door Bruining die zijn contract met Lion niet wilde verlengen. Als Conrad Busken Huet in 1868, als opvolger van Gennep, redacteur van de 'Java Bode' wordt, waren in Batavia drie elkaar fel beconcurrerende nieuwsbladen. Busken Huet was in Nederland een belangrijke tegenstander van de persvrijheid en een groot voorstander van de invoering van het preventieve censuur in Indië. Met financiële steun van het conservatieve kabinet ging hij naar Indië om aldaar de strijd aan te gaan met de zogenaamde 'vrijzinnige pers'. Zijn arbeid als hoofdredacteur ving hij aan met een verhandeling getiteld 'Wenschen en tegenstrijdigheden', waarin hij een algehele hervorming in de pers aankondigde. De 'Java Bode' kwam toen twee keer per week uit en de inhoud bestond hoofdzakelijk uit mailberichten, dat wil zeggen met de mail aangevoerde Nederlandse en buitenlandse berichten; de rest van de uit acht pagina's bestaande krant werd gevuld met scheeps- en handelsberichten. Dit betekende niet dat beide redacteuren W.L. Ritter en L.J.A. Tollens geen kwaliteiten bezaten. Onder hun leiding beleefde de 'Java Bode' een voorspoedige periode en tot 1858 was deze krant het enige niet-officiële nieuwsblad in Batavia. Bovendien dreven de 'schone letteren' aldaar toendertijd bijna geheel op hun activiteiten. Eerst op 1 december 1869 kwam de krant dagelijks uit en de gewone nummers telden veelal vier pagina's. Busken Huet zelf schreef niet zoveel in de – in een twaalftal rubrieken onderverdeelde – 'Java Bode', maar maakte gebruik van medewerkers en nog vaker nam hij artikelen over uit de vele binnen- en buitenlandse bladen die hij las. De bijdragen van Huet beperkten zich tot de rubrieken Hoofdartikelen en Mengelwerk. waarin zijn litteraire en niet-litteraire artikelen werden weergegeven. Verdere wetenswaardigheden over het verloop van het circa vier-en-een-half-jaar durende redacteurschap van Huet bij de 'Java Bode' staan uitstekend beschreven in de brochure 'De Negentiende Eeuw', maart 1980. In 1873 stichtte Busken Huet een eigen dagblad: 'Het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indië'. Twee jaar later wilde hij graag repatriëren, maar vond geen koper voor zijn dagblad. Zijn neef L'ange Huet was evenwel bereid hem als redacteur op te volgen en wel tegen een inkomen van ƒ 600 per maand. De nieuwe redacteur was niet alleen verantwoordelijk voor de financiële administratie, maar ook voor de inhoud van de krant en het tijdig verschijnen ervan. Het belangrijkste nieuws werd geput uit de laatste met de mail aangekomen Nederlandse en buitenlandse kranten en tijdschriften. Vanuit Parijs behield Busken Huet een sterke greep op zijn blad en hierin publiceerde hij een reeks van hoofdartikelen, Europese en Parijse brieven, literaire kritieken en essays. L'Ange Huet was verplicht alle bijdragen vanuit Parijs ongewijzigd te plaatsen en dit is hem op een bepaald moment duur komen te staan. In dit dagblad, van 27 november 1885, plaatste Busken Huet een 'Europese brief' waarin hij zich in zulke denigrerende termen over het koningshuis uitliet, dat L'Ange Huet hiervoor voor de rechter moest verschijnen. Alhoewel tijdens de rechtszitting overtuigend werd aangetoond dat niet L'Ange Huet, maar zijn neef in Parijs voor deze brief verantwoordelijk was, werd hij niettemin veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, die in hoger beroep werd gereduceerd tot één maand; het was hem verboden om gedurende deze maand iets voor de krant te schrijven en bovendien was hij verplicht om acht uur per dag met andere gevangenen gedwongen arbeid te verrichten. Deze straf was veel zwaarder dan die opgelegd was aan P.A. Daum, een jaar later in 1887. Na zijn straf te hebben uitgezeten, keerde hij weer terug als redacteur van het 'Algemeen Dagblad'. Nadat Busken Huet op 1 mei 1886 was overleden, leek het een kwestie van tijd dat deze krant ter ziele zou gaan en inderdaad op 31 december 1886 was het zover. Hoe verging het echter de 'Java Bode'? In het begin van de twintigste eeuw ging de 'Java Bode' in eigendom over aan de makelaarsfirma Van Heusden en Mees en wel gedurende het tijdvak 1899 tot 1906, onder de uitstekende leiding van hoofdredacteur C.A. Kruseman. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit de boedel van deze firma kocht N. Metzelaar de 'Java Bode' en dit kwam in technisch opzicht deze krant bijzonder van pas. Aangezien goede hoofdredacteuren in Indië nogal schaars waren, moest ook de 'Java Bode' het vele jaren achtereen het in dit opzicht met krachten van middelmatig niveau doen. In de twintiger jaren van de twintigste eeuw evenwel beleefde deze krant onder het vakkundig leiderschap van Metzelaar een grote bloeiperiode. In 1934 verhuisde de Koninklijke Drukkerij De Unie, die de uitgave van de 'Java Bode' verzorgde, naar het voor die tijd ultramoderne gebouw aan de Molenvliet. Daar werkte H.C. Zentgraaff, die tot hoofdredacteur was benoemd, en Metzelaar werkte voort aan de groei van het voornaamste dagblad in Batavia. De firma Bruining & Co. deed deed in 1879 een vergeefse poging een krant onder de naam 'Telegraaf' uit te brengen en eenzelfde lot was beschoren ten aanzien van de uitgifte van het 'Bataviaasch Handelsblad' door de firma Ogilvie & Co. Het jaar 1885 bracht de geboorte van het 'Bataviaasch Nieuwsblad' en wel onder het >bekwame redacteurschap van Daum sr., die onder het pseudoniem 'Maurits' een serie Indische verhalen publiceerde in de toen zeer geavanceerde naturalistische stijl en die ook nu nog herdrukt worden. Daum werd als redacteur opgevolgd door J.F. Scheltema en deze leverde scherpe kritiek op de opium-politiek van de regering, hetgeen hem als hoofdredacteur op drie maanden cel kwam te staan. In 1908 werd F.H.K. Zaalberg tot hoofdredacteur benoemd. Zaalberg trad in 1888 in dienst bij de uitgevers Van Kolff & Co. en doorliep daar alle rangen vanaf adressenschrijver, kende het krantenbedrijf dus door en door en was bovendien een goed journalist. Zaalberg was Indo-Europeaan en zijn werkzaamheden als hoofdredacteur waren mede gericht op de morele en maatschappelijke verheffing van de 'Indo'. Hij streed in heftige bewoordingen met de regering om tot gelijke behandeling op elk terrein van de 'Totok' en de 'Indo' te komen. Onder Zaalberg werd het 'Bataviaasch Nieuwsblad' het officieuze orgaan van het Indo-Europeesch Verbond, voor welke partij hij in 1924 zitting nam in de Volksraad. Na een derde hoofdredacteurschap – van 1919 tot 1926 – werd hij opgevolgd door R.J.H. Ritman, terwijl Molenaar directeur werd. |
![]() |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Omstreeks 1895 ging de firma Ernst ertoe over om een krant, 'Algemeen Advertentieblad' geheten, gratis te verspreiden en dit blad werd een groot financieel succes. Na de opheffing van deze firma werd dit blad overgenomen door de uitgevers Albrecht & Co. en werd de oorspronkelijke naam omgedoopt in de 'Indische Courant'. Deze naam werd gehandhaafd tot 1900, in welk jaar het blad werd herdoopt in 'Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië'. Het 'Nieuws' heeft zich in eerste instantie onder het hoofdredacteurschap van K. Wijbrands en vervolgens onder dat van H. Mulder en Th. Koemans voorspoedig ontwikkeld. Dit dagblad heeft zich kunnen handhaven tot 1942. De eerste redacteur van dit dagblad, Vermeulen, werd opgevolgd door Karel Wijbrands, die werkzaam was geweest bij de 'Sumatrapost' in Medan. Door zijn scherpe en vlijmende sarcastische artikelen kreeg Wijbrands grote macht en hoofdzakelijk hierdoor kreeg 'Het Nieuws' de status van de krant met het grootste aantal abonnementen. Wijbrands' macht steunde voornamelijk op het afbreken van wat hem niet beviel en hij was op zijn best als hij de vele rotte toestanden bestreed, doch het minst nobel als hij personen aanviel. Hij gebruikte genadeloze methoden om zijn persoonlijke vijanden te attaqueren en om deze reden werd hij herhaaldelijk veroordeeld wegens laster, belediging en hoon. Heel Indië las 'Het Nieuws', zowel ambtenaren als particulieren. In de eerste plaats om te lezen wie Karel Wijbrands nu weer te grazen had genomen en om de felle niemand ontziende hoofdartikelen. Eén van de onverzoenlijke vijanden van Wijbrands was D.W. Berretty, directeur van het persbureau 'Aneta'. Berretty kon Wijbrands wel goed partij geven, omdat hij de berichtgeving van de bladen, dus ook van 'Het Nieuws', in handen had. Beiden hielden evenwel zorgvuldig rekening met elkaar, want 'Het Nieuws' kon het niet zonder de berichten waarvan 'Aneta' monopoliehouder was. Wijbrands daarentegen wist teveel van Berretty's particuliere leven dan dat deze het zich kon permitteren onverschillig te staan ten aanzien van hetgeen Wijbrands over hem zou kunnen schrijven. Karel Wijbrands overleed op 27 mei 1929 als gevolg van een auto-ongeluk. In 1938 werd dr. Wormser mede-eigenaar van het blad van Karel Wijbrands. In 1922 werd door de Europese vakverenigingsleiders de 'Indische Courant' opgericht. Dit blad opereerde zeer onafhankelijk en ontleende de kracht aan de steun in geldelijke bijdragen, abonnementen en advertenties van de diverse vakverenigingen. Dit blad kon het desnoods doen zonder de Aneta-telegrammen van het persbureau 'Aneta', dat opgericht was door en onder leiding stond van de zeer invloedrijke persoon 'Berretty'. Deze begreep alras dat deze krant een blijvende dreiging zou kunnen betekenen voor zijn persbureau. In wezen was deze krant het orgaan van de 'Suikerband' en van alle andere werknemers, zowel in overheidsdienst als in de particuliere bedrijven. De leiders van de 'Indische Courant', die van krantenexploitatie weinig verstand hadden, moesten om het blad rendabel te houden, uiteindelijk gedwongen de advertentiekolommen voor een vast bedrag verpachten aan 'Aneta', dus aan Berretty. De regering en het groot-kapitaal waren van stonde af aan weinig ingenomen met de verschijning van dit blad, dat steeds – en niet altijd in gekuiste taal – opkwam voor de belangen van de particuliere werknemers en de ambtenaren. Berretty had allerminst belang bij een conflict met deze twee grootmachten en kreeg dus al zeer spoedig grote onenigheid met de directie van deze krant. Hij begreep wel dat hij de hoofdredacteuren niet kon verplichten om artikelen van zijn hand op te nemen. Om deze en nog andere redenen richtte hij het geïllustreerde weekblad 'De Zweep' op. 'De Zweep' maakte eenieder die het met Berretty niet eens was voor rotte vis uit. 'De Zweep' bracht Berretty veel geldelijk voordeel en hij zag voorts dat hij de dagbladen kon dwingen dit blad onder de abonnees van die bladen te verspreiden.
Soerabaia is de stad, waar het eerste particuliere nieuwsblad verscheen; in 1836 werd aldaar aangevangen met de produktie van het 'Soerabajasch Advertentieblad'. In juli 1835 verzocht C.F. Smith aan de toenmalige gouverneur-generaal J. C. Bavo om in Soerabaia één keer per week een advertentieblad te
mogen uitgeven. Dit verzoek werd in maart 1836 ingewilligd onder de volgende voorwaarden: In januari 1853 verscheen in Soerabaia een tweede orgaan, 'De Oostpost' genaamd. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het midden van de negentiende eeuw zag men ook in Soerabaia een toenemende neiging tot openbare gedachtenvorming groeien door middel van de drukpers, zij het meer met het doel om persoonlijke grieven te uiten en private belangen te verdedigen, dan om oppositie te plegen tegen de bestaande orde van zaken. In 'De Oostpost' werden door de verantwoordelijke redacteur en door anderen onderwerpen van lokaal belang of van persoonlijke aard dikwijls op zowel humoristische als op vinnige wijze behandeld. Een politieke kleur of strekking kon aan dit blad, dat vier keer per week verscheen, niet worden ontleend, althans niet tot omstreeks 1857. 'De Oostpost' begon in oktober 1857 kritische verhandelingen te publiceren en zelfs over de handelingen van de regering. Deze houding kan als een eerste voorzichtige stap in de richting van een vrije dagbladpers worden beschouwd. De redactie stoelde haar dappere houding op het feit dat een hooggeplaatste koloniaal ambtenaar de mening was toegedaan dat men de handelingen van de regering kritisch kon beoordelen, omdat de gouverneur-generaal niets kon ondernemen tegen een redacteur, die eerbied betoonde voor de openbare orde em rust. Belangrijke 'leaders' die in 'De Oostpost' in de loop van 1858 verschenen waren: over kolonisatie, de vrije en gedwongen suikercultuur, opiumpacht, monopolie der Nederlandsche handelmaatschappij. In 1859 verschenen onder meer de volgende artikelen: het beginsel der koelie-ordonnantie; een pleidooi voor de de oprichting van middelbare scholen in Nederlands-Indië en idem voor die van een spaarbank; voor de afschaffing van de slavernij; voor de instelling van een gemeentebestuur. |
![]() Cartoon van Johan Braakensiek over de Koelie-ordonnantiën,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vanaf september 1859 begon de krant kwalitatief achteruit te gaan; 'de leaders' verdwenen en De Oostpost daalde weer af tot het niveau van een advertentieblad. In 1864 deelde de toenmalige uitgeefster (de firma Thieme, Kolff & Co.) mee, dat deze krant niet meer dagelijks, doch nog slechts drie maal per week zou verschijnen. Een verdere achteruitgang was niet te keren en op 11 november verscheen dan ook het laatste nummer van 'De Oostpost'. Intussen was uit het 'Soerabajasch Nieuws- en Advertentieblad', de 'Soerabajasche Courant' ontstaan, die in eerste aanleg drie maal in de week uitkwam. Dit blad bevatte slechts nieuwstijdingen en officiële bekendmakingen en verscheen sinds eind 1859 vier maal per week. Door het gebrek aan eigen nieuws waren de Soerabaische krantenuitgevers, waaronder de 'Soerabajasche Courant', omstreeks het midden van de negentiende eeuw wanhopig als de post van de West (dat wil zeggen van uit Batavia en Semarang) niet op tijd arriveerde of dat de mail van overzee sterk vertraagd was. Er was sprake van grote naijver tussen de verschillende uitgevers, aangezien men graag de eerste wilde zijn van het weergeven van één of ander voorval. De 'Soerabajasche Courant' ontwikkelde zich tot 1894 bijzonder voorspoedig en dit onder de voortreffelijke leiding van H.E. Eijsell. Na zijn plotselinge overlijden in 1894 werd deze krant evenwel geliquideerd en voortgezet onder de titel van 'Nieuwe Soerabaja Courant' en welke naam tot het eind toe gebleven is. Dr. W.T. Schimmel kocht alle aandelen van deze krant op en Ed. van Ghert is onder zijn bewind jarenlang met de hoofdredactie van de krant belast geweest. In 1861 werd toestemming verleend om in Soerabaia een derde Europees dagblad uit te geven en wel onder de titel 'De Nieuwsbode' en waarin twee keer per week telegrafische en andere tijdingen werden opgenomen. 'De Nieuwsbode' bracht reeds van de aanvang af geregeld hoofdartikelen, die evenwel dikwijls overdrukken waren uit andere bladen en wel vooral uit de 'Nieuwe Rotterdamsche Mailcourant'. Het binnenlandse nieuws werd overgenomen uit het 'Bataviaasch Handelsblad', alsmede uit de in Semarang uitkomende kranten. Uit journalistiek oogpunt gezien stond de redactievoering van het blad op een niet al te hoog peil, aangezien de inhoud van de kolommen stoelde op de gevoelens van hen, die geïnteresseerd waren in het voortbestaan van de krant en wier meningen gegrond waren op eigenbelang. De hoofdartikelen waren dikwijls in heftige bewoordingen gesteld, waarbij dikwijls de openbare diensten of bijzondere personen werden aangevallen. De straf volgde echter vrijwel direct op deze zonde. Zo werd J.J. Nosse, die verantwoordelijk was voor een scherp gesteld stuk jegens de overheid, door de regering in 1864 uit Nederlands-Indië gezet. De uitgave van het blad werd op 1 oktober 1869 gestaakt als gevolg van de omstandigheid, dat zulke 'pikante' artikelen werden opgenomen, dat de abonnees één voor één bedankten en dit ondanks het feit dat men in die tijd op het terrein van platvloerse verhalen wel het één en ander gewend was. [Op dit punt wordt het oorspronkelijke artikel in Au Courant jaargang 11 nummer 1 (april 1996) vervolgd in Au Courant jaargang 11 nummer 2 (september 1996).] Na de verdwijning van 'De Nieuwsbode' en 'De Oostpost' bleef alleen de 'Soerabajasche Courant' over en uit deze krant ontstond op 2 januari 1866 het 'Soerabajasch Handelsblad' (veertiende jaargang), dat zich tegen het einde van de negentiende eeuw, onder leiding van H.G. Bartelds en daarna onder die van respectievelijk M. van Geuns, J.G. Boonen en H.C. Zentgraaff, ontwikkeld heeft tot Soerabaia's leidend dagblad. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eén van de bekendste redacteuren uit de aauvangsperiode was de gewezen eerste luitenant J.H.J. Elberg, die de vraagstukken van de dag op degelijke wijze naar voren bracht. Hij was evenwel één van degenen die als slachtoffer viel van het 'drukpers-reglement'. Op 13 maart 1872 viel hij op minder zachtzinnige wijze het hoofd van het plaatselijk bestuur aan en dat was de assistent-resident Nolthenius. Deze diende tegen Elberg een aanklacht in wegens laster en waarbij Elberg veroordeeld werd tot een jaar gevangenisstraf en een boete van ƒ 500. Na zijn straftijd uitgezeten te hebben zette hij zijn journalistieke arbeid bij het dagblad 'De Locomotief' voort. Door het plaatsen van een roman van 'Gerard Keiler' ('gederailleerd') en door tal van andere geschriften van deze auteur, trachtte de nieuwe redactie het 'Handelsblad' aantrekkelijker te maken. In juli 1874 aanvaardde J.A. Vilkens, die als schrijver al een goede naam had, de redactie en onder zijn leiding verschenen er van 1874 tot oktober 1888 tal van pittige hoofdartikelen. Vilkens evenwel, hoe bekwaam journalist hij ook was, was niet in staat het verval van zijn blad tegen te gaan. Slechts met zeer veel moeite werden de maandelijkse drukkosten bestreden. Ondanks een reorganisatie werd kort daarop de krant op een publieke veiling te koop aangeboden. De firma gebr. Donker & Co. kocht de krant op voor een bedrag van slechts ƒ 2.225,--. Vilkens werd als redacteur onder meer opgevolgd door H.G. Bartelds en deze gelukte het langzamerhand dit verval op te heffen en haar tot één van de grote Indische dagbladen te maken. In augustus 1900 werd hij als redacteur-directeur opgevolgd door M. van Geuns en wel tot 1913. Van Geuns verdedigde steeds de belangen van Soerabaia en het achterland. Hij vocht jarenlang intensief voor de aanleg van een haven en zag uiteindelijk zijn streven met succes bekroond. In 1885 werd in Soerabaia 'Thieme's Nieuw Advertentieblad' opgericht, dat in 1909 werd omgedoopt in een dagblad 'Soerabaiasch Nieuwsblad'. Uiteindelijk werd ook dit blad opgeheven en ingelijfd bij het 'Soerabajasch Handelsblad'. |
![]() |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de zeven in de negentiende eeuw in Java opgerichte kranten, die tot de Japanse aanval op Java verschenen, is 'Het Algemeen Indisch Dagblad de Preangerbode' (A.I.D.) de jongste telg. Deze krant verscheen als één blaadje voor het eerst op 6 juli 1896 in Bandoeng en wel één keer per week. Oprichter van het blad was de redacteur J.H.L.E. van Meeverden en het werd uitgegeven door de firma J.K. de Vries & Co. De firma Van Dorp & Co. had in die tijd een drukkerij in de 'Bergoesa Bandoeng' en meende dat er in deze plaats nog ruimte was voor een tweede krant, maar niet in het Nederlands doch in het Maleis gesteld. Zij bood één van haar employees, Jan Fabricius (die later bekend zou worden als auteur van diverse Indische toneelstukken) de leiding van haar filiaal aan, met als opdracht een Maleise krant uit te geven. Fabricius stelde dat uitgifte van een Maleis dagblad in de Soendalanden, waar nagenoeg uitsluitend Soendanees werd gesproken, niet wenselijk was en adviseerde de directie tot het stichten van een Soendanees blad. De directie stemde hiermee niet in, waarop Fabricius ontslag nam en 'De Preangerbode' opkocht en nog steeds als weekblad werd uitgegeven onder de naam 'Preangerbode Nieuws- en Advertentieblad voor de Preanger Regentschappen Banjoemas en Bagelen'. De firma De Vries bleef uitgeefster, maar samen met Fabricius. Tot 1902 werkte Fabricius als directeur en redacteur aan deze krant; hij moest toen wegens ziekte naar Holland terugkeren en verkocht de 'Preangerbode', die eigendom werd van het filiaal van de firma Kolff & Co. in Bandoeng. I. Vorkink werd in 1906 beheerder van deze krant en Th. Stufkens trad op als hoofdredacteur. In 1913 kocht Vorkink het filiaal van de firma Kolff & Co. en daarmee dus ook de 'Preangerbode'. In april 1921 werd Wormser venantwoordelijk directeur-hoofdredacteur van 'De Preangerbode' en in 1922 alleen directeur. Als hoofdredacteur traden achtereenvolgens in dienst: B. Daum, C. Acrayé, mr. dr. A. Goote en sinds 1936 B. Sluimers. Onder andere 'Het Bataviaasch Nieuwsblad', de 'Java Bode' en 'Het Nieuws van den Dag' hebben herhaaldelijk gepoogd door uitgave van een Bandoeng~editie, de monopoliepositie van 'Het Algemeen Indisch Dagblad de Preangerbode' te ondermijnen, hetgeen niet is gelukt. Hetzelfde lot was beschoren voor andere bladen als 'De Indische Telegraaf' en de 'Preangerpost'. Vele andere gevaren heeft het 'Algemeen Indisch Dagblad' eveneens overwonnen, zoals haar positie gedurende de zogenaamde revolutionaire tijd (1926). In het kort wordt hieronder weergegeven van hetgeen Dr. Wormser in zijn eerder vermelde boek hierover
verhaalt: Deze eisen werden zonder meer van tafel geveegd, waarop de stakingsleiders door de achterdeur vertrokken. Via een gedrukte circulaire werd aan het stakend personeel meegedeeld dat zij tot 's middags twaalf uur de tijd hadden opnieuw aan het werk te gaan of anders ontslagen zouden worden; niemand kwam opdagen. Tegen de stakers die 'een voorschot' hadden en dat waren er velen, werd een civiele vordeting ingediend en bij de drie 'communistische' leiders werd beslag gelegd op alles wat zij hadden. De staking was binnen een week verlopen en had 20.000 gulden gekost. Niet lang daarna brak er een opstand uit over geheel West-Java en werd zelfs het telefoonkantoor in Batavia door de opstandelingen bezet. De zogenaamde hoofdleider, ir. Soekarno, stond een paar maanden later terecht voor de landraad in Bandoeng. Als één van de hoofdgetuigen was Kiewit de Jonge (regeringsgemachtigde voor A.Z.) opgeroepen, die bij binnenkomst op ir. Soekarno afliep en hem de hand drukte. Deze gebeurtenis werd diezelfde avond in het 'Algemeen Indisch Dagblad' vermeld, waarna de gehele pers in verzet kwam tegen zijn aanblijven als regeringsgemachtigde. Zonder succes, hij werd gehandhaafd. Het 'Algemeen Indisch Dagblad' behoorde tot de vier grote dagbladen, die over de gehele Indische archipel werden verspreid. De drie andere waren: 'De Java Bode', 'Het Soerabajasch Handelsblad' en 'De Locomotief'. Het 'Algemeen Indisch Dagblad' heeft zich daadwerkelijk ingezet voor de groei van Bandoeng en onder meer geijverd voor de vestiging van het Departement van Oorlog, het Departement van Verkeer en Waterstaat, het hoofdbureau van de Staatsspoorwegen en idem van dat van de P.T.T. in deze stad. Het 'Algemeen Indisch Dagblad' heeft ook bijgedragen tot de stichting van de Jaarbeurs, de Technische Hogeschool en de Gasfabriek. Het 'Algemeen Indisch Dagblad de Preangerbode' tenslotte was de enige Indische krant die zowel in een
ochtend- als in een avondeditie verscheen.
In het jaar 1852 stichtte P.J. de Groot in Semarang een nieuwsblad onder de naam 'Semarangsch Nieuws- en Advertentieblad'. Uit deze krant ontstond in 1863 het dagblad 'De Locomotief' en wel bij gelegenheid van de aan de Nederlandsch-Indië Spoorwegmaatschappij verleende concessie voor de aanleg van een spoorwegverbinding tussen Semarang en de Vorstenlanden. Deze krant was, en bleef tot het einde toe, het belangriJkste dagblad in Midden-Java. Meer dan vijftig jaren lang was dit blad de ethische richting toegedaan en wel onder de bekende hoofdredacteuren Brooshooft, Vierhout, Daum, Van Kesteren, Stokvis en Lievegoed (van 1904 tot 1915). Zij allen zagen als doelstelling: de intellectuele en maatschappelijke verheffing van de Indonesiër en met als einddoel 'zelfbestuur van Indië'. Veel van het navolgende is ontleend aan het eerdergenoemde boek van C.W. Wormser. Van Kesteren verliet Indië in 1877 en werd opgevolgd door J.W.T. Cohen Stuart. Stuart beschouwde
zichzelf als uiterst links-liberaal en zag als zijn roeping: 'Indië voor te bereiden en op te voeden tot op
zichzelf staan'. In deze geest redigeerde hij dan ook deze krant tot 1880. In dat jaar volgde de eerder
genoemde P.A. Daum, een jaar tevoren bij het blad in dienst getreden, hem op. Op 1 januari 1883 liep
Daum over als hoofdredacteur naar 'Het Indisch Vaderland'. Deze naam droeg de krant nog maar kort.
Het was eigenlijk de Semarangsche Courant, de oudste van de stad, opgericht in 1843.
Na het verschijnen
van 'De Locomotief' kwijnde zij echter steeds meer weg. Hij bracht het blad tot bloei, maar na twee
jaar – in 1885 – kreeg zijn krant een verschijningsverbod opgelegd, dat definitief bleek. De belangrijkste reden
van Justitie om tot deze actie over te gaan was het vermelde in de 'Indische Mail' – de wekelijkse Indische
actualiteitenrubriek in 'Het Indisch Vaderland' – van 23 september 1885. Hierin schreef Daum onder
meer: Daum werd in augustus 1886 veroordeeld tot één jaar gevangenisstraf als zijnde 'schuldig aan smaad jegens Konings vertegenwoordiging in Nederlands-Indië en aanranding van diens waardigheid en gezag'. In hoger beroep bracht het hooggerechtshof de straf echter terug tot één maand. In 1887 trad bij 'De Locomotief' iemand in dienst, die van 1877 tot 1880 bij de ter ziele gegane concurrent had gewerkt: mr. Pieter Brooshooft. Eén van de beste journalisten die Indië ooit heeft gekend en misschien wel de belangrijkste, schrijft Rob Nieuwenhuys. In talloze artikelen poogde hij de Nederlanders tot een meer ethische, minder op eigen win gestoelde politiek jegens Indië te bepraten. Aanvankelijk zonder succes. In 1904 vertrok hij naar Nederland, teleurgesteld, maar kort daarna zou de 'ethische politiek' – de term was aan hem ontleend – een kwart eeuw lang officieel beleid worden. Lievegoed was hetzelfde ideaal toegedaan gedurende negen jaren en hij werkte naast figuren als Karel Wijbrands en Zentgraaff, die weliswaar een geheel andere politieke denkwijze waren toegedaan, maar eveneens mannen van een geheel andere geestesgesteldheid. Lievegoed vocht met 'de degen' en het viel dan ook voor hem niet mee om zich tegen aanvallen met een 'mestvork' te moeten verdedigen. Hij was in wezen zijn tijd ver vooruit, maar toen in het jaar 1926 de zogenaamde 'Extremisten' zich roerden, keerde de publieke opinie zich tegen hem en dit had grote invloed op het blad 'De Locomotief', dat zowel wat betreft het aantal abonnees als de adverlentie-opbrengsten sterk omlaag ging. Lievegoed verliet Indië en werd in zijn functie opgevolgd door de Bandoengse correspondent van het blad, W.G.N. de Keizer, een allround journalist. Zijn politieke overtuiging was echter conservatiever van aard. Wormser werd in 1929 eigenaar van 'De Locomotief', met dien verstande dat De Keizer de helft van de aandelen van Wormser kon terugkopen. In 1939 legde De Keizer zijn functie neer en verkocht zijn aandelenbezit aan Wormser. Vanaf die datum stond deze krant onder dezelfde directie als het 'Algemeen Indisch Dagblad' in Bandoeng en het 'Algemeen Handelsblad' in Semarang. Als hoofdredacteur werd Goudoever benoemd, voordien hoofdredacteur van 'Het Nieuws van de Dag'. 'De Locomotief' was het eerste Indische dagblad dat met drie bijlagen uitkwam, respectievelijk gesteld in de Javaanse taal, de Chinese taal met Chinese karakters en de Arabische taal met Arabische karakters. In 1924 werd door Berretty in Semarang het 'Algemeen Handelsblad voor Nederlands-Indië' opgericht, welk blad als concurrent van 'De Locomotief' kon worden beschouwd. Reden voor de oprichting van dit blad was de omstandigheid dat A.J. Lievegoed weigerde het door Berretty geredigeerde blad 'De Zweep' te verspreiden. In 1934 kochten Wormser en De Keizer gezamenlijk alle aandelen van dit blad en in 1939 werd Wormser
alleen-eigenaar van zowel 'De Locomotief' als van 'Het Algemeen Handelsblad'. Dit laatste blad maakte
een bloeiende periode door onder de hoofdredactie van P. Scheepers.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een korte beschrijving van de levensloop van de persoon D.W. Berretty, die in de twintiger en dertiger jaren zo'n grote invloed heeft uitgeoefend op het perswezen in Indië, lijkt hier op zijn plaats. Berretty begon zijn loopbaan als postklerk in Batavia en werkte vervolgens gedurende drie jaar als corrector en reporter bij het 'Bataviaasch Nieuwsblad' en drie jaar bij de 'Java Bode'. Op 1 april 1917 richtte hij het 'Algemeen Nieuws en Telegraafagentschap Aneta' op en dit was het eerste Indische persbureau. In 1919 wordt hij agent van het grote Engelse nieuws, bureau Reuter, voor Nederlands Oost-Indië. Vervolgens sluit hij contracten af met de Nederlandse pers voor het leveren van Indisch nieuws, alsmede telegramcontracten met de Hollandse en Indische PTT en met de Indische dagbladen. Tenslotte gaat hij overeenkomsten aan met grote buitenlandse persbureaus, zoals Trans-Ocean in Berlijn en Domei in Tokio. Door het afsluiten van al deze contracten verkreeg hij het monopolie op de buitenlandse berichtgeving voor Indië. |
![]() |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Berretty onderhield zeer goede contacten met de hoogste regeringsfunctionarissen, die hem dikwijls hielpen als zijn machtswellust en verkwistende aard hem tot daden bracht, die de naam van Aneta kwaad berokkenden. In 1924 reorganiseerde en splitste hij zijn bedrijf in drie N.V.'s, waardoor de belangensfeer weer sterk werd vergroot. De volgende machtszet van Berretty was het willen beheersen van de advertentiemarkt en wel via de opgerichte N.V. 'Aneta reclamebedrijf'. Hij wist onder meer te bereiken dat verschillende bladen hun advertentiepagina's tegen een vast bedrag ter beschikking stelden aan 'Aneta'. Door al deze manipulaties verkreeg Berretty een enorme voorsprong op alle andere reclamebureaus. In 1922 werd door de Europese vakverenigingsbesturen de 'Indische Courant' opgericht en dit blad steunde, voor wat betreft de inkomsten, op geldelijke bijdragen, abonnementen en advertenties van de aangesloten vakverenigingen. Aangezien de 'Indische Courant' het in principe kon stellen zonder Aneta-telegrammen, zag Berretty onmiddellijk in dat dit blad een bedreiging voor 'Aneta' was. De leiding van de [Op dit punt wordt het oorspronkelijke artikel in Au Courant jaargang 11 nummer 2 (september 1996) vervolgd in Au Courant jaargang 11 nummer 3-4 (december 1996).] krant had echter weinig verstand van krantenexploitatie en had voor het verkrijgen van een behoorlijk rendement, de advertentiekolommen tegen een vast bedrag verhuurd aan 'Aneta', dus aan Berretty. Aangezien noch de regering noch het 'groot-kapitaal' blij waren met de verschijning van dit blad en Berretty geen ruzie met deze twee machten wilde, raakte hij al spoedig in onmin met de leiding van de 'Indische Courant'. Om bovenstaande reden en het feit dat hij de hoofdredacteuren niet kon dwingen zijn eigen artikelen op te nemen, richtte D.W. Berretty het geïllustreerde weekblad 'De Zweep' op. Zoals de naam al aangaf striemde dit blad op grove wijze tegen eenieder die het met Berretty niet eens was. Naast het vele goede werk dat hij heeft verricht, kwam steeds de factor van zijn eigenbelang om de hoek kijken. Nu die zulke proporties had aangenomen, werd hij in een uitvoerige brochure openlijk aangeklaagd door H.C. Zentgraaff. De gouverneur-generaal stelde zelfs een onderzoekscommissie in naar deze zaak. De conclusie was dat slechts een enkele klacht bewezen werd geacht. Het monopolie van 'Aneta' werd bedreigd toen de radio nieuws ging verspreiden. In Indië werd de NIROM (Nederlandsch-Indische Radio Omroep Maatschappij) opgericht en 'Aneta' sloot onmiddellijk een verdrag met deze omroepmaatschappij. Hierin werd bepaald dat 'Aneta' het voornaamste nieuws in verkorte vorm tegen vergoeding aan de NIROM zou leveren, die dit nieuws uiteraard veel eerder kon brengen dan de dagbladen, die het nieuws van 'Aneta' hadden gekocht. Steeds meer overeenkomsten werden er gesloten tussen de NIROM en 'Aneta', waarbij de dagbladen steeds de dupe waren. Berretty beheerste volledig het machtsspel van verdeel en heers: wie hem gunstig gezind waren, kregen
speciale nieuwsdiensten en degenen die tegen hem waren, bemerkten alras zijn tegenwerking. Op 22
december 1934 kwam hij om het leven toen het beroemde KLM-toestel 'De Uiver' neerstortte.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de negentiende eeuw kon er nog nauwelijks gesproken worden van een 'inheemse pers'. De in Indonesische talen uitkomende bladen werden uitgegeven door de Nederlanders en werden geredigeerd door Chinezen. Met de verschijning in 1855 van een Javaans blad – De 'Bra Martani' (aanzegger) geheten – begint in wezen de geschiedenis van de specifieke Indonesische pers. Deze krant werd door de firma Harteveldt & Co. in Soerakarta uitgegeven en had het uitsluitende karakter van nieuwsblad en hield het Solosche hof op de hoogte van hetgeen zich in dit verband in de verschillende landen afspeelde. In 1864 verscheen eveneens in Soerakarta de 'Djoeroe Martani' (berichtgever) en welk blad werd uitgegeven door de firma 'De Groot Kolff & Co.' Deze krant genoot overigens de dubieuze eer het eerste inheemse blad te mogen zijn met een persdelict. De bladen 'Darmowarsito' (deugdzaam onderricht) en 'Retno Dhoemilah' (schitterend juweel) kwamen in respectievelijk 1879 en 1895 eveneens in de vorstenlanden uit. De 'Retno Dhoemilah' stond in de aanvang onder redactie van F.L. Winter en werd naderhand geredigeerd door de Indonesiër Wohidin Soedrio Oesodo (de bekende dokter Djawa). Wormser merkt nog op dat de Indonesische bladen steeds hebben uitgemunt door schoonklinkende namen die het karakter van het betreffende blad bedoelden aan te geven. De belangrijkste krant van Midden-Java was de 'Darmo Kondo', uitgegeven in 1903 en onder redactie staande merkwaardigerwijs van twee Chinezen. Daarnaast verschenen er in Midden-Java ook nog de 'Djawi Kondo' en 'Djawi Hisworo'. Dr. G.W.J. Drewes merkt in zijn verhandeling 'De inlandse pers, kol. studiën 1934 deel I' op, dat de oude Indonesische bladen veeleer ouderwets didaktisch dan modern instructief van karakter waren; zij waren van meer belang uit literair en cultuur-historisch gezichtspunt dan uit het oogpunt van joumalistiek. |
![]() Enige der vroegere Oost-Indische nieuwsbladen
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In wezen ontstond het 'Indonesisch perswezen' pas in 1906 en wel door de opheffing van de preventieve
censuur en werd van toenemend belang toen onder meer de 'Volksraad' was gesticht. G.W.J. Drewes
merkt in dit verband nog het volgende op: 'Het gehele crescendo van de Indonesische pers wordt uitstekend
weergegeven door de benamingen die achtereenvolgens de voorkeur hadden'. In Soerabaja werden door middel van de communistische beweging de volgende bladen uitgebracht: 'Soera Merdika' (vrije woord), 'Soeara Rajat' (stem des volks) en 'Soeara Bekelai' (stem van de strijd). Opmerkelijk is volgens Wormser de visie van de Indonesische specialist op krantengebied M. Tabrani. In
een brochure 'Ons wapen, de nationaal Indonesische pers en hare organisatie' geeft hij zijn mening over
de situatie van de Indonesische pers in het jaar 1929. Deze Indonesische specialist stelt 'dat de berichtgeving
van onze Indonesische pers zowel primitief als onbetrouwbaar is, omdat zij verricht worden door
personen die veelal de benodigde geschiktheid en bevoegdheid missen, om deze te controleren'. Het
Indonesische perswezen is niet de weerspiegeling van onze maatschappij, aldus Tabrani, en dit wordt mede
veroorzaakt door de volgende omstandigheden: In de revolutietijden van 1926 en 1931 werd de toon van de Indonesische pers heftiger van aard en dit heeft mede geleid tot de invoering van de 'Persbreidel in 1931'. Wat de Indonesische pers betreft heeft het zogenaamde 'Aziatisch Réveil' invloed gehad op het veranderingsproces van het karakter en de vormgeving van deze pers. Er werden volksverenigingen, in een later stadium politieke partijen en vakorganisaties, opgericht en daarvan gaf de pers uiting. De leeslust van het Indonesische puliek nam in de loop van de jaren sterk toe en dit gaf aanleiding tot de oprichting van tientallen blaadjes. De inhoud van deze blaadjes gaf aanleiding tot de onderscheiding – volgens de Nederlandse begrippen althans – in extremistische en kalmere bladen. De extremistische bladen werden naar de toen geldende maatstaven weer onderverdeeld in communistische en in socialistische. Deze bladen verschenen eerst op Java en naderhand over de gehele archipel. Zij publiceerden vele artikelen over de vrijheid en zelfstandigheid van het land. De nationalistische bladen waren in zekere zin democratisch, maar hielden veelal vast aan eigen denkbeelden en in die tijd veelal gekaraktiseerd met niet-democratisch. Gesteld kan worden dat de Indonesische pers in de eerste dertig jaren van de twintigste eeuw in een Sturm und Drang-periode heeft verkeerd. Alhoewel het technische en commerciële aspect nog vele tekortkomingen vertoonden, heeft de journalistieke
kant zich bewust gunstig ontwikkeld, zo stelt Wormser en dit moge blijken uit de navolgende feiten. Het eerste Chinese dagblad kwam uit in 1852 en was in feite de Chinese uitgave van het 'Semarangsch Nieuws- en Advertentieblad'. De eerste Chinese bladen verschenen in de Maleise taal, stonden onder Nederlandse supervisie en werden gelezen door uitsluitend Chinezen. Wormser vermeldt in dit kader de volgende bijzonderheden. Al deze bladen waren bestemd voor zowel de in Indië geboren Chinezen (Peranakan's) als de in China geboren (Singkeh's). Het eerste zuiver Maleis-Chinees nieuwsblad was de 'Perniagaän'. Dit blad kwam uit in Batavia en was bedoeld als tegenhanger van de 'Bintang Betawa'. Dit laatstgenoemde blad werd geredigeerd door de Europeaan 'Kieser', die er dikwijls voor de Chinese samenleving beledigende artikelen in afdrukte. Vooraanstaande Chinezen hadden hier genoeg van en besloten tot oprichting van een eigen drukkerij, alwaar de 'Perniagaän' werd vervaardigd (de 'Bintang Betawa' dolf uiteindelijk het onderspit). In 1930 werd de naam van deze krant gewijzigd in 'Siang Po'. In 1921 werd in Batavia de 'Sin Po' opgericht en verscheen zowel in een Maleise als in een Chinese editie (voor het eerst in Chinese karakters). Vermeldenswaard is voorts dat de aandelen van deze krant in handen waren van het personeel. Het derde blad van Chinese origine dat in Batavia tot uitgave kwam, was de 'Keng Po'. De stad Semarang beschikte eveneens over drie Maleis-Chinese dagbladen en wel de 'Warna Wasta', voor het eerst uitkomend in 1902 en later verschijnend onder de naam 'Djit Po'; 'Djawa Ten Gah', opgericht in 1909, en tenslotte de 'Mata Hari'. Deze laatste krant droeg in de aanvang de naam 'Merdika'(vrijheid), doch deze naam moest om politieke redenen naderhand worden gewijzigd in 'Mata Hari'. Dit blad behoorde overigens begin veertiger jaren tot de grootste van de aan het Nederlandse gezag loyale kranten. Ook Soerabaja had aanvankelijk de beschikking over drie dagbladen, te weten de 'Bintang Soerabaja', de 'Perwarta Soerabaja' (1900) en de 'Sin Tit Po'. In de stad Bandoeng is nimmer een Chinees dagblad verschenen. In het begin van de twintigste eeuw was de Chinese krant in feite niet anders dan een Maleis dagblad en voornamelijk geredigeerd door Maleise journalisten. Het verschijnsel 'Aziatisch Réveil' heeft de Oosterse pers niet alleen doen veranderen in de zin dat er een scheiding ontstond tussen de Indonesisch-Maleise en Chinees-Maleise pers, het heeft bovendien het onafhankelijke karakter van de Chinese pers sterk doen bevorderen. De Chinese pers bleef in haar ontwikkeling de Indonesische pers voorshands ver voor. Aanvankelijk kenmerkte de inhoud van de Chinese kranten zich ook door plaatselijk belang, maar van lieverlede begonnen de redacteuren aandacht te besteden aan specifieke Chinese belangen en aan zaken die het Chinese moederland betroffen. In de Chinees-Maleise pers begon zich voorts een tweedeling af te tekenen en wel een richting die het Chinees-Nationalistische karakter ondersteunde en een richting die meer geënt was op de omstandigheid van de Chinezen die Indië als hun vaderland hadden gekozen. De strijd tussen deze bladen was veelal zeer heftig en kenmerkte zich door minder fraaie persoonlijke aanvallen. Aan het eind van de dertiger jaren stonden de Chinese bladen, wat het journalistieke niveau betreft, op nagenoeg gelijke hoogte als dat van de Westerse bladen. De berichtgeving werd niet alleen verstrekt door 'Aneta', maar ook door de eigen correspondenten in Indië, Europa en China. Er werd daarbij in woord en beeld veel aandacht geschonken aan de sport. Wormser wijst er nog op dat de Chinese kranten de Chinese samenleving belangrijke diensten heeft bewezen op politiek en sociaal terrein. De Chinese pers heeft zich, wellicht op een enkele uitzondering na, steeds loyaal getoond ten aanzien van het Nederlandse gezag. De inrichting van de Chinees-Maleise bladen voor wat de administratie betreft, was reeds in het begin van de twintiger jaren sterk verbeterd en de inkomsten van advertenties en de abonnees zorgden voor een redelijke stabiliteit. In 1940 waren er drie zuivere (edities in Chinese karakters) Chinese dagbladen en wel de 'Thien-Sing', de
'Yit Po' en de 'Shi Po'. Voor een overzicht van een aantal in het begin van de twintiger jaren verschenen Chinese en Indonesische bladen wordt verwezen
naar Bijlage 1 aan het eind van dit artikel, terwijl in Bijlage 2 in het jaar 1930 in Batavia verschenen bladen zijn opgenomen.
Tot het midden van de negentiende eeuw bestond in Batavia de Indische pers uit niet meer dan één krant onder staatstoezicht. Hierna ontstonden in meer plaatsen meer dagbladen. De relatie met het gezag werd gekenmerkt door conflicten. Men kan zeggen dat de negentiende-eeuwse pers gedomineerd werd door uitzonderlijke enkelingen als Busken Huet, Daum en Brooshooft, voor wie – in termen van culturele nalatenschap – in de twintigste eeuw geen evenknieën bestonden. De belangrijkste twintigste-eeuwer, Berretty, moest het hebben van Berlusconi-achtige kwaliteiten. In het begin van de twintigste eeuw was de nieuwsvoorziening in de Indische kranten, zowel uit het moederland als uit het buitenland, zeer onvolledig en door de trage en gebrekkige verbindingen zeer laat. De dagbladen hadden voorts weinig abonnees en advertenties, en leden daardoor een droevig bestaan. Gedurende de twintiger en dertiger jaren onderging het krantenwezen in Indië op het vlak van de nieuwsvoorziening alsmede op journalistiek en administratief terrein een grondige verandering. De Europese dagbladen in Nederlands-Indië – dus ook die in Batavia uitkwamen – hadden ook in de twintiger en dertiger jaren van de twintigste eeuw uitsluitend slechts betekenis als nieuwsblad. Weliswaar bestonden er ten aanzien van de door de regering genomen maatregelen soms meningsverschillen, doch deze waren zelden van principiële betekenis. Daarbij waren deze kranten geen politieke partij-organen, wat weer als consequentie had, dat zij voor de dekking van de kosten voor het grootste deel waren aangewezen op de advertentiekolommen. Het aantal abonnees van de in Batavia verschenen dagbladen was uiteraard veel lager vergeleken met dat van de in Nederland opererende nieuwsbladen. Niettemin konden de grootste in Batavia uitkomende dagbladen bogen op een aantal van zes- tot tienduizend abonnees. In vroegere jaren was elk dagblad verplicht de telegrammen te betalen, maar sinds de oprichting op 1 april 1917 van het 'Aneta-Persbureau' door W. Berretty was dit niet meer nodig, aangezien dit bureau zich ten doel had gesteld om door middel van een eigen radio-installatie ontvangen telegrammen tegen een bepaald tarief aan de verschillende nieuwsbladen door te geven. Eind dertiger jaren was de Indische pers haar kinderziektes te boven gekomen. De beruchte 'tropenstijl' behoorde tot het verleden, het journalistieke niveau kon zich goeddeels meten met dat van de wereldpers en inhoudelijk, zowel kwalitatief als in vorm, was de Indische pers gelijkwaardig geworden aan de Westerse. Dit gold eveneens voor de snelheid, volledigheid, betrouwbaarheid, bekwaamheid en wijze van uitgave. Sinds 1939 hadden de vijf voornaamste dagbladen in Bandoeng en Batavia de beschikking over een telexapparaat De verdere vooruitgang van Indië en de snelle verbetering van de dagbladen zelf brachten een enorme opleving in het advertentiewezen teweeg. Vele grote Nederlandse en buitenlandse advertentiebureaus openden filialen in Indië en in de Indische bladen verschenen advertenties uit de gehele wereld. In 1941 telde Indië verschillende Nederlandse dagbladen, waarvan de volgende zeven grote(re) op Java: de 'ava Bode' en 'Het Bataviaasch Nieuwsblad' in Batavia, 'Het Soerabajaasch Handelsblad' en 'De Indische Courant' in Soerabaja, 'De Locomotief' en 'Het Algemeen Handelsblad' in Semarang en 'Het Algemeen Indisch Dagblad De Preangerbode' in Bandoeng. Sumatra kende slechts twee, in Medan verschijnende, belangrijke dagbladen: 'De Deli Courant' en 'De Sumatra-bode'. Voorts verschenen er op Java en de andere eilanden een groot aantal plaatselijke dagbladen, hoofdzakelijk gericht op het plaatselijke nieuws en de plaatselijke verspreiding. Tenslotte wordt nog opgemerkt dat als gevolg van het betrekkelijk geringe aantal Europeanen en de Nederlandse taal beheersende Indonesiërs, de oplage niet omvangrijk was. Geen enkel dagblad in Indië kende ooit een oplage van meer dan tienduizend abonnees. Wat de Maleis-Chinese pers betreft kan gesteld worden dat deze journalistiek gezien – zowel wat betreft
hoofdartikelen als berichtgeving – eind dertiger jaren het Westerse niveau had bereikt. Alhoewel er in de
loop van de dertiger jaren belangrijke verbeteringen zijn opgetreden, heeft de Indonesische pers onder het
Nederlandse gezag nooit de volle wasdom weten te bereiken en behield zij onder meer op het vlak van de
nieuwsvoorziening een grote achterstand. Journalistiek gezien beperkten de artikelen zich veelal tot
beschouwingen over politiek, vakbeweging, religie en sport (voetbal).
Bijlage 1: Nederlandse, Chinese en Indonesische bladen, uitgegeven Nederlands-Indië in 1920Gegevens ontleend aan: Yearbook of The Netherlands, Edition 1920
Thc daily papers receive their news from the entire Dutch East-Indies,
Holland and the Orient (i.e., Singapore, Penang, Calcutta, Bombay,
Tokio and Shanghai) by means of the press bureau "Aneta" (Algemeen
Nieuws- & Telegraafagentschap), established at Weltevreden
in 1917, which press bureau, besides its head office at Weltevreden, has
branch offices at Batavia, The Hague and Sourabaya. Gegevens ontleend aan: Jaarboek van Batavia en omstreken, 1927 DAGBLADEN, PERIODIEKEN, ENZ., Aan het adres, achter den naam van het dagblad of periodiek vermeld, kunnen nadere inlichtingen worden ingewonnen.
Bijlage 3: Nederlandse, Chinese en Indonesische bladen, uitgegeven Nederlands-Indië in 1940In zijn in 1931 verschenen boek getiteld 'A short history of journalism in the Dutch East Indies', verstrekt G.M. von Faber een indeling van de in Indië voorkomende Nederlandse dagbladen, onderscheiden naar grootte van de oplage en waarbij hij de volgende drie rubrieken hanteert: 6000 tot 9000 abonnees, 3000 tot 6000 abonnees en 250 tot 3000 abonnees. Naar de mening van dr. Wormser gold de vermelde indeling niet meer voor het jaar 1940 en hij komt voor dit jaar tot de volgende indeling (volgorde is willekeurig).
Het totaal van alle oplagen wordt door hem op circa 80.000 gesteld. Bij een geschat aantal
Europese gezinnen in geheel Indonesië in 1940 van 70.000, zouden er zo'n 60.000 op een
krant geabonneerd zijn geweest. De resterende 20.000 waren lndonesische en Chinese abonnees.
Tot slot het volgend overzicht van de in Indië uitkomende kranten aan het einde van de negentiende eeuw (vermeld in 'The Newspaper Press Directory', 1895). JAVA:
SUMATRA, ETC.
|