naar vorige artikel in
Jaarboek 2003–2004

Jaarboek 2003–2004, pag. 28–39

naar volgende artikel in
Jaarboek 2003–2004

Geschiedenis van de Arbeiter Illustrierte Zeitung (1921–1938)

Geert Seffinga

Sommige tijdschriften zijn interessant vanwege hun zeldzaamheid of uiterlijke verschijning, de ‛Arbeiter-lIIustrierte-Zeitung’ (A-I-Z) echter, dankt zijn belangstelling aan meerdere factoren. Het was een blad op communistische leest geschoeid, voor arbeiders en werklozen, sterk gesteund door intellectuelen en kunstenaars.

Alle geïllustreerde tijdschriften in het naoorlogse Duitsland van 1921 hielden zich bezig met zaken die over het algemeen weinig te maken hadden met de problemen van arbeiders en werklozen. Hier voorzag de A-I-Z duidelijk in een behoefte. Vooral in de latere jaren werd ze te vuur en te zwaard bestreden door de nazi's. Hieraan dankte het blad ook z'n populariteit in het buitenland. Via een bevriende relatie kwam ik in het bezit van de complete uitgave van de A-I-Z vanaf 1932 tot het laatste nummer, uitgegeven in Praag op 12 oktober 1938 (van de eerdere uitgaven had ik reeds een aantal exemplaren). Na het doorlezen werd mijn belangstelling voor de A-I-Z dusdanig gewekt dat ik mij in de geschiedenis van het blad ben gaan verdiepen. Dit heeft geresulteerd in mappen vol aantekeningen en fotokopieën, die zijn verwerkt in het onderliggende artikel.

Twee personen verdienen een speciale vermelding, nl. Willi Münzenberg, de oprichter en stimulator van de A-I-Z en John Heartfield, de kunstenaar die de fotocollages maakte waardoor de A-I-Z wereldberoemd werd. Vooral via internet zijn veel interessante zaken aan het licht gekomen. Gezocht is op de woorden: AIZ, A-I-Z, John Heartfield, Willi Münzenberg, Volks IIlustrierte, Arbeiterfotographie en nog een aantal woorden die betrekking hebben op de A-I-Z. Het belangrijkste boek over de geschiedenis van de A-I-Z is: Geschichte der Arbeiter-Illustrierten Zeitung 1921–1938 van Heinz Willmann, uitgegeven door de Dietz Verlag Berlin in 1974.

Samenvatting

Onder leiding van de Internationale Arbeiterhilfe (IAH) werd in 1921 een maandelijks tijdschrift uitgegeven, genaamd ‛Sowjet-Russland im Bild’. Het was sterk communistisch georiënteerd en richtte zich vooral tegen de Weimar republiek en de regerende sociaal democratische partij. Hoofdredacteur werd de secretaris van de IAH, Willi Münzenberg. In het begin werden ongeveer 100.000 exemplaren verspreid, oplopend tot 180.000 in 1923, toen de naam werd veranderd in ‛Sichel und Hammer’. Op 30 november 1924 veranderde het blad andermaal van aanzien en kreeg de naam Arbeiter-IIlustrierte-Zeitung (A-I-Z) en verscheen nu 2 x per maand. De Neue Deutsche Verlag van Willi Münzenberg nam het tijdschrift in 1924 over en de oplage groeide uit tot 220.000 in 1927. Vanaf 1 november 1926 verscheen de A-I-Z wekelijks en de grootste verspreiding was in 1931–32, toen er ongeveer 500.000 exemplaren werden verspreid. Belangrijkste onderwerpen in die tijd waren anti nazi propaganda en het aan de kaak stellen van wantoestanden. Fotocollages van de kunstenaar John Heartfield maakten het blad bijzonder populair. Toen de nazi's de verspreiding in maart 1933 vanuit Berlijn onmogelijk maakten, ging de A-I-Z ‛exil’ en week uit naar Praag. Ook in Praag werd het hun vanuit Duitsland moeilijk gemaakt door de nazi's. Er vond in augustus 1935 weer een naamsverandering plaats in Volks IIlustrierte (VI). Na de bezetting van het Sudetenland door de Duitsers in oktober 1938 was het onmogelijk om nog langer vanuit Praag te verschijnen. Op 12 oktober 1938 verscheen het laatste nummer in Praag en de redactie verhuisde voor de laatste keer naar Parijs. Hier zijn nog 7 nummers verschenen, waarna de VI ophield te bestaan.

Ideologie

De A-I-Z wilde onafhankelijk zijn in de communicatie met het proletariaat zodanig, dat het zich kon baseren op informatie die werd verkregen door “eigen onderzoek”. Hun motto was: “Die Wahrheit gegen die Lügen der Bourgeoisie”. Het tijdschrift bedreef heldere en duidelijke politiek en schiep een communicatie met de arbeidersklasse, onafhankelijk van de staatsafhankelijke media. Illustraties werden meestal verzorgd door fotograferende arbeiders. In de loop der jaren ontstond een arbeidersfotografenbeweging, die er ook voor zorgde dat de A-I-Z onafhankelijk was van de fotoagentschappen. Naast artikelen over de actuele politieke situatie, met name in Duitsland, werd ook aan veel andere zaken aandacht besteed die betrekking hadden op alledag van de arbeiders. Er werd op een realistische manier ingegaan op de problemen van de vrouwen en er werden problemen aangekaart die ook de vrouwen interesseerden, zoals geboorteregeling, welzijn en hoe om te gaan met armoede. Zelfs de feuilletons waren doorspekt met sociale problematiek. Moeilijke kwesties werden vaak goed uitgelegd, zodat eenieder begreep wat de essentie van de zaak was (waarom honger temidden van de overvloed?). Er waren speciale kinderpagina's, artikelen over aspecten van de wetenschap en belangrijke buitenlandse (politieke) kwesties. Aan sport werd ook veel aandacht besteed, vooral de volkssporten. Verdedigingssporten kwamen aan de orde nadat de nazi-terreur steeds ergere vormen ging aannemen. Kortom, alle zaken die te maken hadden met het leven en welzijn der arbeiders werden in de A-I-Z beschreven. Kunst en literatuur werden gebruikt als wapen in de klassenstrijd en dienden als voorlichting en scholing om het esthetische bewustzijn van de arbeiders te bevorderen. Literatuurbijdragen werden geleverd door o.a. de dichters en schrijvers Henri Barbusse, Johannes R. Becher, Ilja Ehrenburg, Fjodor Gladkow, Maxim Gorki, Alfred Kerr, Egon Erwin Kisch, Heinrich Mann, Wsewolod Pudowkin, Ludwig Renn, Romain Rolland, Anna Seghers, Kurt Tucholsky, Erich Weinert, F.C. Weiskopf, en vele anderen. Gezien het grote aantal niet~abonnees, was het noodzakelijk om veel colporteurs te hebben (in 1931 waren er 4600 colporteurs), want de tijdschriftengroothandel boycotte de A-I-Z en verzending per post was te duur.

foto

Hoe het begon

Op 12 augustus 1921 werd te Berlijn de Internationale Arbeiterhilfe (IAH) opgericht met als stimulerende kracht Willi Münzenberg. Aanleiding voor de oprichting van de IAH was de grote droogte in de USSR en de hierop verwachte hongersnood. Doel van de IAH was steun te verlenen aan de arbeiders in Rusland in zowel materiële als immateriële zin. In veel Duitse steden werden comité's opgericht waarin door communisten samen met sociaaldemocraten, partijloze arbeiders en intellectuelen (o.a. Albert Einstein) werd samengewerkt. Sowjet Russland im Bild verscheen op 7 november 1921 voor de eerste keer als orgaan van de Internationale Arbeiterhilfe (IAH), een grauw blad met papier en foto's van slechte kwaliteit, dat vooral was gericht op solidariteit met de USSR. In het eerste nummer werd breed uitgemeten dat Lenin zich op 2 augustus had gericht tot de internationale arbeidersklasse om solidariteitshulp voor de in nood verkerende Russische arbeidersklasse. Totaal werd door deze actie in Duitsland 7 miljoen mark aan geld en 33 miljoen mark aan goederen ingezameld. Omdat de regeringen en media der westerse mogendheden (inclusief Duitsland) niet veel op hadden met de USSR, voorzag het blad in een behoefte. Ruim 3 jaar na de wereldoorlog hadden de arbeiders en met name de werklozen een zwaar bestaan in Duitsland en de arbeidersbeweging steunde hen waar dit mogelijk was. Van Sowjet-Russland im Bild verschenen 12 nummers, hierna werd de titel veranderd in Sichel und Hammer en ook hiervan verschenen 12 nummers. Vanaf het voorjaar van 1924 was de consolidering van de IAH zover gevorderd dat men meer aandacht en tijd kon schenken aan het aanzien van het tijdschrift. Het werd beter geïllustreerd en bekende schilders en grafici verleenden hun medewerking. De uitstraling werd wat wereldser met de nadruk op de wereld van de arbeiders. Buitenlandse kunstenaars en wetenschappers betuigden hun sympathie en leverden bijdragen. Uit de opbrengsten van het blad werden ook noodlijdende kunstenaars betaald. Op 30 november 1924 werd de naam andermaal veranderd in Arbeiter-Illiustrierte-Zeitung (A-I-Z). De opmaak was wezenlijk verbeterd en uitgever werd de Neue Deutsche Verlag van Willi Münzenberg.

In oktober 1925 werd overgegaan op het koperdiepdrukproces en verscheen het blad 2 × per maand. Vele artikelen werden gewijd aan de bestrijding van het internationale fascisme en racisme. Reeds in 1926 werd geschreven over de fascistische methoden en de antifascistische reactie hierop. Artikelen tegen het Duitse vorstenhuis met als leuze Keinen Pfennig den Fürsten! Brot und Arbeit dem notleidenden Volke! waren typerend. Intellectuelen schaarden zich massaal achter de ideeën van de A-I-Z. Bij de verkiezingen van 20 juni 1926 werd een themanummer uitgegeven over de verkiezingen en stemden ruim 36% op de Kommunistische Partei Deutschlands (KPD) en Sozialistische Partei Deutschlands (SPD) sámen. Van dit themanummer werden 500.000 verkocht. Vanaf 1 november 1926 verscheen de A-I-Z wekelijks en werd de inhoud interessanter en uitgebreider. De schrijver Heinrich Mann schreef in nr. 9 van 1926: de A-I-Z is één der beste actuele geïllustreerde bladen.

Het opkomende nazisme

Naast de A-I-Z gaf de Neue Deutsche Verlag nog een aantal andere bladen uit, zoals: Eulenspiegel (satirisch), Magazin für Alle, Der Weg der Frau, Der Arbeiter-Fotograf en Das neue Russland.

In 1927 kwam Hermann Leupold in de redactie van de A-I-Z, die in veel zaken de USSR als voorbeeld nam. Hij was Landesvorsitzender van de IAH voor Berlin-Brandenburg, voorzitter van de Arbeiterfotografenbund en nog enkele andere verenigingen. Bij de Rijksdagverkiezingen van 20 mei 1928 behaalden zowel de KPD als de SPD winst bij de verkiezingen. Tegen het eind van de 20er jaren was de A-I-Z uitgegroeid tot een tijdschrift met miljoenen lezers en sympathisanten. Breed uitgemeten werd het 6e wereldcongres van de Communistische Internationale te Moskou (17 juli–1 september 1928), waar werd gewaarschuwd tegen oorlog en fascisme. De tegenstelling tussen de KPD en de SPD werd steeds groter. Dit kwam tot uiting toen de Sociaal-democratische politiepresident van Berlijn (Karl Zörgiebel) begin 1929 alle vergaderingen en demonstraties in de open lucht verbood evenals de 1 mei manifestatie. Ondanks dit verbod werd er toch gedemonstreerd, waarbij 31 doden en vele honderden gewonden vielen. Er werden 1200 demonstranten gearresteerd en het lijfblad van de KPD, Die rote Fahne, werd voor 7 weken een verschijningsverbod opgelegd. Op 3 mei 1929 werd de Rote Frontkämpferbund verboden. In die dagen was de A-I-Z een van de weinige revolutionaire tijdschriften die niet in beslag is genomen. Vanuit de U.S.A. kwam in de herfst van 1929 de wereldwijde crisis op met als gevolg 3 miljoen werklozen in Duitsland, waarbij ook de werkenden werden gekort op hun inkomen. In het begin van de 30er jaren werd er veel over stakingen en demonstraties bericht en werden de tegenstellingen tussen de KPD en de NSDAP steeds groter, hetgeen vaak uitliep op knokpartijen, soms met dodelijke afloop. In nr. 4 van 1931 werd bericht dat 65 redacteuren van de revolutionaire arbeidersbeweging gevangen waren genomen. De A-I-Z heeft gewaarschuwd voor de gevaren van het fascisme en geprobeerd een eenheid te creëren onder de arbeiders tegen het fascisme, in dit geval het opkomende nazisme. Met een aantal artikelen werd geprobeerd de arbeiders bewust te maken van de positie waarin ze verkeerden. Ter bestrijding van het nazisme werd geprobeerd de KPD en de SPD op één lijn te krijgen. Noodverordeningen maakten het de revolutionaire pers moeilijk om hun ideeën te kunnen blijven uitdragen zonder te worden verboden. Zo werd Die Rote Fahne soms al in de drukkerij in beslag genomen en vaak voor meerdere weken verboden. Steeds vaker werd bericht over de gruweldaden van de nazi's tegen de revolutionairen. Op 10 juni 1932 vond in Berlijn het Antifascistische Actie Eenheidscongres plaats, waar veel afgevaardigden van de KPD en de SPD aanwezig waren. Hier werd besloten om gezamenlijk het fascisme te bestrijden. De SPD dreigde echter met uitsluiting van de leden die wilden samenwerken met de KPD. A-I-Z nr. 48 van 1932 werd in beslag genomen en nr. 49 werd verboden. Het vreemde is, dat deze nummers in mijn verzameling wél aanwezig zijn. Op de achterkant van de betreffende exemplaren (die zijn gedrukt in Berlijn) staat onder de vermelding van uitgever en hoofdredacteur in Duitsland ook de vermelding van uitgever en hoofdredacteur in de èSR. Echter, als drukkerij staat op de exemplaren uit 1932 en begin 1933 vermeld: Carl Sabo, Berlin SW 48, Wilhelmstr. 132. Het is dus aannemelijk dat ze in Duitsland zijn gedrukt. Achterop het verboden nr. 49 staan de Duitse uitgever en hoofdredacteur doorgestreept, doch de Tsjechische niet, en ook niet de bovenvermelde drukkerij. Misschien was er alleen een verbod voor Duitsland of heeft men ze toch in Duitsland gedrukt en zijn ze naar de ESR verstuurd. Opvallend is wel, dat de inhoud van nr. 50 weinig verschilt van nr. 49, slechts enkele pagina's bevatten andere tekst en/of andere foto's. Met het eerste nummer van 1933 verandert de titel van A-I-Z in AIZ.

Conflicten tussen de KPD en de NSDAP liepen steeds vaker uit de hand. Dit leidde tot een climax toen op 30 januari 1933 Hindenburg aan Hitler opdracht gaf om een regering te vormen. Grote moeilijkheden braken aan voor de AIZ, die zich altijd in felle bewoordingen had uitgelaten tegen Hitier en zijn medestanders. Alles werd in het werk gesteld om, indien dit noodzakelijk zou blijken, over te gaan in de illegaliteit.

De colporteurs werden steeds vaker en steeds heftiger lastig gevallen door de nazi's en menig colporteur is door groepen nazi's lastig gevallen, in elkaar geslagen of zelfs vermoord. Hindenburg ontbond de Rijksdag op 1 februari en schreef nieuwe verkiezingen uit voor 5 maart 1933.

Het centrale comité van de KPD kwam voor het laatst (illegaal) bij elkaar op 7 februari 1933 onder leiding van Ernst Thälmann en hier werd besproken hoe het verder zou gaan met de KPD indien ze in de illegaliteit zouden moeten gaan. Op 20 februari 1933 stelden Krupp, IG Farben en de Verenigde Staalfabrieken 3 miljoen mark ter beschikking aan de NSDAP op voorstel van Hjalmar Schacht, voormalig president van de Duitse bank en oprichter van de Deutsche Democratische Partei (DDP). S.A. en S.S. werden vanaf 22 februari 1933 ingezet als hulppolitie. Het hoofdkwartier van de KPD (het Karl Liebknechthaus) in Berlijn werd door de nazi's gesloten op 23 februari 1933 en alle verkiezingsmateriaal werd in beslag genomen.

Enkele dagen nadat op 27 februari de Rijksdag in brand werd gestoken, werden 10.000 leden en functionarissen van de KPD gearresteerd vanwege vermeende betrokkenheid, evenals veel SPDers, leden van de oppositie en intellectuelen. Bij de verkiezingen van 5 maart 1933 kreeg de KPD nog bijna 6 miljoen stemmen (samen met de SPD ruim 12 miljoen stemmen = 30,6%). De NSDAP kreeg bij deze verkiezingen 44% van de stemmen.

AIZ Nr. 10, uitgegeven op 5 maart 1933, was de laatste legale uitgave van de AIZ vanuit Berlijn. Een deel van de oplage was in de drukkerij reeds in beslag genomen, maar het grootste deel kwam toch nog bij de lezers terecht, hoewel ze illegaal moest worden verspreid. De Neue Deutsche Verlag met alle uitgaven werd verboden en alles werd in beslag genomen. Een deel der bezittingen van de AIZ, zoals abonnementsgelden, adressenbestanden, zaken van waarde etc., waren echter al eerder verplaatst naar Praag en Parijs, van waaruit zou worden geprobeerd de AIZ voort te zetten. Ook voor de fotografen werd het praktisch onmogelijk om hun werk te doen. In de loop van 1933 werd de AIZ ook in Oostenrijk verboden. De nazi's zijn in 1933 begonnen in Duitsland met de uitgave van de ABZ (Arbeiter Bilder Zeitung), hetgeen een imitatie was van de AIZ in alle opzichten.

foto

De AIZ vanuit Praag

Veel van de medewerkers aan de AIZ stonden op de lijst van gezochte personen en voor hen was het moeilijk om Duitsland te verlaten. Als leden van een cabaretgezelschap is het enkele redactieleden gelukt om per trein vanuit Duitsland naar Praag te reizen. Omdat één van de redacteuren (Erpenbeek) jarenlang had gewerkt voor het satirische blad Roter Pfeffer, stond hij op de lijst van gezochte personen. Zijn geluk was dat hij op de lijst stond met de voornamen ‛Friedrich Johann Lambert’ en als beroep Redacteur en Schriftsteller, terwijl in zijn paspoort als naam ‛Fritz’ stond en als beroep Schauspieler. Vanuit Praag bleek het een stuk moeilijker te zijn om informatie vanuit Duitsland te verkrijgen en te verwerken. Op 18 mei 1933 kwam de AIZ voor het eerst in Praag uit met een gecombineerd nummer (11, 12 en 13). Een van de eerste nummers (18) die in Praag werd uitgegeven handelde over de boekverbrandingen in de Duitse universiteitssteden. Onder deelname van de professoren en lectoren werden boeken verbrand van o.a. Sigmund Freud, Thomas Mann, Heinrich Mann, Erich Maria Remarque, Bertolt Brecht, Erich Kästner, Kurt Tucholsky, Carl von Ossietsky en Alfred Kerr. Uiteindelijk bevatte de lijst van verboden boeken zo'n 3000 titels. Op de titelpagina van de betreffende AIZ stond de veelzeggende fotocollage Durch Licht zur Nacht van John Heartfield. Het nieuwe verspreidingsgebied vanuit Praag was de CSR, Zwitserland en de Elzas, vooral onder sociaal-democraten was het blad populair. Vanuit Praag werden verkleinde uitgaven van de AIZ illegaal Duitsland binnengesmokkeld, soms gecamoufleerd in de vorm van reclamefolders maar ook als reisgids voor olympische sporters (1936). Totaal werden 1,5 miljoen exemplaren van illegale antinazi-geschriften in Duitsland in beslag genomen. Door de CSR is één nummer van de AIZ in beslag genomen, waarin werd verhaald over de misdaden van Italiaanse soldaten in Abessinië. Toen er tijdens de huiszoeking enkele illegale immigranten vanuit Duitsland in de drukkerij werden aangetroffen, zijn deze personen zonder pardon de grens over gezet terug naar Duitsland. De redactie in Praag bestond uit: Fritz Erpenbeck, Hermann Leupold en F.C. Weisskopf. Later kwam Heinz Willmann daar nog bij. Een probleem was dat in de CSR voorcensuur van alle tijdschriften plaatsvond, zodat het kon gebeuren dat artikelen niet mochten worden geplaatst. Al vóór 1933 was er een bijzondere redactie in Reichenberg (Liberec) opgericht om een eventueel Duits verbod te ontlopen. In de beginjaren van de Hitlerregering werden de Sudetenduitsers vanwege hun anti-Tsjechische houding vervolgd en dit was in het voordeel van de AIZ, die als gevolg hiervan iets toleranter werd behandeld. Het werd steeds moeilijker om fotomateriaal vanuit Duitsland naar Praag te versturen omdat de invloed van de nazi's steeds groter werd en daarmee ook de kans dat het materiaal werd ontdekt. Vooral in de eerste jaren was er iedere week wel een ooggetuigenverslag vanuit Duitsland over de nazi-gruweldaden. De dagelijkse situatie in Duitsland verslechterde voor velen en daarover werd uitgebreid bericht. Alle politieke organisaties en verenigingen in Duitsland werden in juni 1933 verboden. Toen in de zomer van 1933 enkele korte stakingen werden gehouden, werden deze door de nazi's op grove manier neergeslagen. Zoveel te erger de nazi-terreur, zoveel te moeilijker was het om beeldmateriaal vanuit Duitsland te krijgen. Buiten Duitsland had de AIZ veel lezers, doch niet met dezelfde achtergrond als de Duitse arbeiders. Fotocollages van John Heartfield werden in 1934 tentoongesteld in de èSR onder heftig protest van de nazi's. De redactie moest steeds voorzichtiger worden met de agitatie tegen de nazi's, omdat de regering van de èSR op deze manier problemen voorzag met Duitsland. Tijdens de nacht van de lange messen op 30 juni 1934 werden ruim 1000 kopstukken van de SA door de nazi's vermoord. Dit werd breed uitgemeten in de AIZ, evenals het 7de wereldcongres van de Communistische Internationale te Moskou. Voor de laatste keer werd op 19 augustus 1935 de naam van de AIZ veranderd in Volks IIlustrierte.

De Spaanse burgeroorlog brak uit op 18 juli 1936 toen Franco een opstand begon tegen de democratische republiek. Duitse hulp van Hitler aan Spanje werd door de VI gezien als generale repetitie voor de komende oorlog. In januari 1937 werd in Spanje een sterke kortegolfzender opgericht, Deutscher Freiheitssender 29,8, die uit naam van het Duitse Volksfront uitzond. Deze uitzendingen werden vermeld en gepropageerd in de VI. Voor de VI werd het steeds moeilijker om vragen te behandelen die interessant waren voor de lezers uit de verschillende landen. Voor de verschillende Duits sprekende gebieden verschenen bijlagen van meestal 4 pagina's. Ook nog in 1938 lukte het om interessante bijlagen te publiceren op het gebied van kunst, cultuur, ontspanning, wetenschap en het signaleren van misstanden op velerlei gebied. Nr. 12 van 1938 (begin maart) berichtte het einde van de Oostenrijkse republiek en men vroeg zich af hoe het verder zou gaan met de èSR. Het naderende gevaar en een dreigende annexatie door Nazi-Duitsland van de èSR waren belangrijke items in het voorjaar van 1938.

Toen in mei 1938 troepenconcentraties aan de Duits-Tsjechische grens samentrokken werd hiertegen heftig geprotesteerd vanuit de èSR, Frankrijk en Engeland. Eind mei, begin juni 1938 emigreerden veel antinazi's vanuit Praag naar Parijs, waaronder veel sociaaldemocraten en KPDers. Over de oorlogsvoorbereiding van Duitsland werd uitgebreid verhaald. De situatie van de VI in het voorjaar van 1938 in de èSR was vergelijkbaar met die van de AIZ in Duitsland 1932/33. Alle medewerkers van de VI stonden op de Duitse lijsten van personen die moesten worden uitgeleverd aan Duitsland. Op 12 oktober 1938 verscheen de VI voor het laatst vanuit Praag (8 pagina's). Kort hierna trokken de Duitsers Sudetenland binnen en was het voor de VI onmogelijk om nog te verschijnen. F.C. Weisskopf heeft nog geprobeerd vanuit Parijs de VI voort te zetten. Het eerste nummer van Die Volks-illustrierte/illustré populaire werd uitgegeven op 15 januari 1939, maar de uitgave werd gestaakt op 26 februari 1939 nadat 7 nummers waren uitgegeven.

foto

Redactie

In de topjaren 1927–1933 bestond de redactie uit meerdere (een wisselend aantal) personen. Het aantal werd soms overdreven, om de politieke tegenstanders geen inzicht te geven in de organisatie van het blad. Tot ongeveer 1931 was Willi Münzenberg de verantwoordelijk hoofdredacteur, waarna Hermann Leupold het hoofdredacteurschap op zich nam tot in 1932. In nr. 47 van 1932 staat geen verantwoordelijk redacteur vermeld en nr. 48 vermeldt Hans F. Lange als hoofdredacteur. Het laatste legale nummer (nr. 10, 1933) vermeldt ook nog de naam van Hans. F. Lange. Dr. Fritz Biehal is in Praag de hoofdredacteur tot 29 juni 1933, waarna Paul Prokop z'n functie overneemt tot 12 augustus 1936. Tegelijker:tijd met de naamsverandering in Volks IIlustrierte (19 augustus 1935) wordt Jan Burger verantwoordelijk redacteur. Vanaf 8 september 1936 neemt Erwin Kubicek zijn functie over tot en met het laatste nummer (41) van de 'VI' op 12 oktober 1938. Wie de functie van hoofdredacteur vanuit Parijs heeft vervuld, is mij niet bekend.

De lezers

Een statistisch onderzoek in 1929 gaf aan dat 42% van de lezers geschoolde arbeiders waren, 33% ongeschoolde arbeiders, 10% employees, 5% jeugd, 3,5% huisvrouwen, 3% vrije beroepen, 2% zelfstandigen en 1% ambtenaren. Eind 1931 waren er 4600 colporteurs, die tegelijkertijd dienden als wervers en boodschappers. De AIZ kostte 2 Grosschen per week. Er werden avonden georganiseerd waarop beroemde schrijvers spraken en actuele thema's aan de orde kwamen. Af en toe werden films vertoond. Bezoekers werden opgeroepen om waar mogelijk ook een aandeel te leveren. Zoals eerder genoemd waren er weinig abonnementen. In de AIZ stonden veel prijsvragen met als prijs een reis naar de USSR, een motorfiets, fiets, boeken of een jaarabonnement op de A-I-Z. Soms werd de lezer gevraagd om beeldmateriaal. Een mooi voorbeeld hiervan staat in nr. 11 van 1930, waar het beelden van de Kapp-putsch betreft. Omdat de colporteur een belangrijke functie had, werd een brochure gemaakt om colporteurs te werven. Later kregen ze zelf een maandelijks uitkomend blad Der A-I-Z-Kolporteur en in navolging hierop werd ook Der A-I-Z-Freund uitgegeven. De colporteurs hadden een zware taak, vooral in de begin 30er jaren toen de nazi-terreur tegen hun verergerde en een aantal van hen door de nazi's zijn vermoord.

Vergelijkbare tijdschriften

Vanuit Frankrijk werd een verzoek aan de AIZ gericht om te helpen bij het opzetten van een vergelijkbaar tijdschrift. Hieruit ontstond het geïllustreerde arbeiderstijdschrift Nos regards. In Tsjecho-Slowakije werd ook geholpen met de oprichting van een arbeiderstijdschrift Svet vobrazech (De wereld in beeld).

Arbeidersfotografen

In de uitgave van 25 maart 1926 werd een prijsvraag uitgeschreven voor foto's en verhalen van arbeiders. Voor de 50 beste foto's op het gebied van politiek, maatschappelijk en sociaal leven van de arbeiders werden boekenprijzen uitgeloofd. De eerste prijs was een uit 50 boeken bestaande arbeidersbibliotheek met werken van Marx, Lenin en Engels. In nr. 8 van 1926 werd voor het eerst een foto van een arbeidersfotograaf op de voorpagina afgedrukt. Met Pasen 1927 was er een Treffen tussen arbeidersfotografen in Erfurt. Bij deze gelegenheid werd een vereniging opgericht met als doel elkander te helpen op fototechnisch en aanverwante gebieden. Men moet zich voorstellen wat een arbeider zich moest ontzeggen om een kwalitatief goede camera te kunnen kopen. Besloten werd om een vaktijdschrift op te richten (Der Arbeiter-Fotograf), hetgeen uiteindelijk leidde tot een beduidende kwaliteitsverbetering van de foto's die in de A-I-Z werden afgedrukt. In 1932 waren er al 125 Ortsgruppen met meer dan 3000 leden. Veel ondernemers probeerden zich hiertegen te wapenen door in hun bedrijf een fotografeerverbod in te stellen om te voorkomen dat de buitenwereld gewaar zou worden onder welke omstandigheden werd gewerkt in hun bedrijf. Alle verenigingen van arbeidersfotografen werden door de nazi's in 1933 ontbonden.

Arbeidersport

Een probleem voor de A-I-Z was dat de ‛goedkope’ fotoapparatuur van de arbeidersfotografen niet kon opboksen tegen die van de beroepsfotografen. Prestaties van de Sovjetsporters werden breed uitgemeten en bejubeld. Vooral de volkssport werd gepropageerd. Na het begin van de fascistische terreur eind 20er jaren kwamen verdedigingsporten als jiujitsu aan de orde. Nadat de AIZ in Praag uitkwam, was er pas weer een sportartikel in februari 1935. Heel nadrukkelijk is bericht over de Olympische Spelen in 1936 in Berlijn. Nr. 29 van 1937 verscheen als Sondernummer Sport und Erholung.

foto

Aansluitend de illustratie van twee betekenisvolle A-I-Z-personen.

Willi Münzenberg (1889–1940)

Willi Münzenberg was zeer nauw betrokken bij de uitgave en de redactionele ontwikkeling van de A-I-Z. Tot 1922 was hij de leidende functionaris van de arbeidersjeugdbeweging. Vanaf 1921 was hij als algemeen secretaris van de Internationale Arbeiterhilfe (IAH) werkzaam en speelde een cruciale rol bij het opzetten van de A-I-Z. Als eigenaar en leider van de Neue Deutsche Verlag gaf hij vanaf 1924 zelf de A-I-Z uit. Hij werd in 1924 lid van de Rijksdag voor de KPD en – vanaf 1927 – lid van het centrale comité van de KPD. Na de overname van de regering door de nazi's in 1933, vluchtte hij naar Parijs en verrichtte daar verantwoordelijke opdrachten in de strijd tegen het fascisme. In 1936 keerde hij het marxisme-leninisme de rug toe. Dit wordt toegeschreven aan het feit dat hij persoonlijk goed overweg kon met Lenin, doch in een latere fase duidelijk van mening verschilde met Stalin. Vanwege zijn strijd tegen de KPD en de Communistische Internationale werd hij in maart 1938 uit het centraal comité en een jaar later uit de KPD gezet. Hij ontwikkelde zich in de daarop volgende tijd tot een extreme anticommunist. Gedurende de laatste maanden van zijn verblijf in Parijs werd hij in de gaten gehouden door zowel de Gestapo als de geheime dienst van Stalin en de Engelse geheime dienst. Ergens in Zuid-Frankrijk in een bos nabij Grenoble vond men hem op 22 oktober 1940 in half vergane toestand onder een boom met een touw om zijn nek. Uit zaken die hij bij zich droeg kon men concluderen dat het Willi Münzenberg was en dat hij in juni moest zijn verhangen. Het is nooit duidelijk geworden of hij zelfmoord heeft gepleegd of is vermoord.


John Heartfield (1891–1968)

John Heartfield werd geboren op 19 juni 1891 in Berlijn als Helmut Herzfeld, zoon van een socialistisch dichter. Op jonge leeftijd werd hij door z'n ouders verlaten en opgevoed door verschillende familieleden en in tehuizen. Hij werd student aan de Kunstgewerbeschule in München (1909–1912) en vond al snel z'n weg tussen de radicale denkers en artiesten. In 1916 veranderde hij z'n naam in John Heartfield en z'n broer Wieland (dichter) veranderde zijn achternaam in Herzfelde. Als jonge kunstenaar ontwierp John Heartfield boekomslagen en werkte als decorontwerper in de filmindustrie. Zijn schilderijen, tekeningen en aquarellen ondertekende hij in het begin nog met ‛Helmut Herzfeld’. Tussen de jaren 1916 en 1920 maakte hij veel fotocollages samen met Georg Grosz, ondertekend met ‛Grosz-Heartfield mont.’ Een dag na de oprichting van de KPD wordt hij hiervan in 1918 lid en ontwerpt posters en politiek propagandamateriaal (tot 1933). Nadat hij in 1919 had meegedaan aan stakingen als gevolg van de moord op Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg, werd hij ontslagen bij de UFA (film). Hij was medeoprichter van de Berlijnse Dada groep (Monteur-Dada) en van 1923 tot 1927 was hij redacteur van het satirische blad Der Knüppel. Hij maakte maskers, marionetten, collages en programma's voor het cabaret Schall und Rauch. Samen met z'n broer Wieland werkte hij mee aan verschillende ‛linkse’ tijdschriften, waaronder Der Gegner. Vanaf 1921 tot 1932 ontwierp hij boekomslagen voor de ‛Malik’ uitgeverij (geleid door Wieland Herzfelde) en later ook fotocollages. De ‛Malik’ uitgeverij publiceerde werken van 's werelds beste linksgeoriënteerde schrijvers, zoals Upton Sinclair, Maxim Gorki en Ilja Ehrenburg. Vanaf 1930 nr. 6 maakte John Heartfield fotocollages voor de A-I-Z. Hij verdient speciale aandacht vanwege de avant-gardistische (maar zeer begrijpelijke) fotocollages. Dit was een revolutionaire vernieuwing in de kunst die het blad zeer populair maakte. De teksten maakte hij samen met z'n broer Wieland Herzfelde. Als het blad verscheen, werden door veel mensen eerst de fotomontages van John Heartfield bekeken. Zo gebeurde het kort na de verbanning van de AIZ naar Praag dat in het lijfblad van de SS (Das Schwarze Korps) een hetze-artikel over John Heartfield werd geplaatst met een aantal afbeeldingen van z'n fotomontages. Het betreffende nummer was snel uitverkocht en Himmler heeft de laatste nog resterende nummers van dit nummer laten vernietigen. Op 16 april 1933 doorzoeken leden van de SA zijn appartement en hij vlucht naar Praag. Twee van zijn fotocollages werden in 1936 op aandringen van de Duitse ambassadeur verwijderd van de internationale fototentoonstelling in Praag. Ook tijdens latere tentoonstellingen van zijn werk in Praag wordt werk van hem in beslag genomen. Totaal zijn 238 fotocollages van zijn hand verschenen in de AIZ.

Op 7 december 1938 vraagt Hitler de uitlevering van Heartfield aan Duitsland. Hierop wordt het hem te heet onder de voeten en kan hij ternauwernood ontsnappen naar Londen; zijn broer Wieland Herzfelde vlucht naar Amerika. Toen de oorlog uitbrak, werd hij samen met andere Duitsers in een interneringskamp ondergebracht. Hij had geluk te worden overgebracht naar een ziekenhuis, van waaruit hij snel werd vrijgelaten. In Engeland maakt hij gedurende de oorlogsjaren fotocollages voor Lilliput en Picture Post. De komende jaren verblijft hij in Londen en maakt illustraties voor de Londense uitgever Lindsay Drummond en Penguin Books. In 1949 gaat hij samen met z'n broer Wieland terug naar Duitsland. Hij gaat samen met z'n (derde) vrouw in Leipzig wonen en werkt samen met z'n broer Wieland voor uitgevers en organisaties in de D.D.R. Als hij in 1956 terugkeert naar Berlijn, wordt hij door Bertolt Brecht (z'n grote vriend en leermeester) genomineerd als lid van de Deutsche Akademie der Künste. Van de Duitse Associatie van Grafische Artiesten en de Tsjecho-Slowaakse Artiesten Associatie was hij reeds erelid. Ongeveer 20 jaar had hij intussen een relatief rustig leven geleid. Dit verandert in 1957, als hem de Duitse prijs voor Kunst en Literatuur wordt toegekend. In de daaropvolgende jaren worden hem veel prijzen toegekend.

Er is een film gemaakt over zijn leven en werk in 1959. Op 26 april 1968 sterft hij in Berlijn. Sinds zijn dood is zijn werk tentoongesteld in meerdere landen over de hele wereld.